Hond controle

Gisteravond vroeg liep ik met de hond in het park te wandelen. Het was zijn uitlaat– en mijn bewegingsmoment. De hond is gewillig. Wandelt rustig mee, doet op sommige door hem goedgekeurde plekken zijn behoefte en eet smaakvol een hondensnoepje die ik hem geef. De hond leidt een rustig leven. Voert eigenlijk geen klap uit, behalve dan dat hij het voer uit de voerbak eet; een drie dagelijkse klus. Verder hecht hij aan rust.

Ik was koud met hem terug toen de deurbel klonk. Bij het opendoen van de voordeur vindt het oog een man van middelbare leeftijd en casual gekleed. ‘Goedenavond meneer,’ zegt de man en vervolgt: ’Ik zag dat u met een hond naar binnenging en vroeg mij af of u een hond houdt.’ ‘Ikzelf niet,’ zei ik. ‘Tja, dat zeggen ze allemaal, natuurlijk. Ik ben de hondencontroleur. Wacht, ik zal u even mijn legitimatie laten zien.’ De man pakte uit zijn binnenzak van zijn overjas een pasje en liet dat aan mij zien. ‘En nu?’ vroeg ik. ‘Ik heb geconstateerd dat u een hond heeft en ga dat even opschrijven op het formulier.’ De man pakte uit een map, die hij onder de arm had, een formulier en begon ijverig te schrijven met een van gemeentewege verstrekte ballpoint, een dure, dat kon je wel zien. ‘Maar ik heb helemaal geen hond,’ probeerde ik nogmaals. 

De man ging onbuigzaam door: ‘Mag ik uw voor- en achternaam noteren, evenals uw geboortedatum?’ Ik gaf hem de gevraagde gegevens. ‘Heeft de hond ook een naam?’ Ik noemde de naam van de hond. ‘Heeft hij een penning?’ ‘De eigenaar heeft hem een penning omgedaan.’ ‘Fijn, dan noteer ik dat,’ ging de man onverstoorbaar verder. ‘Hoe lang is de hond al bij u?’ ‘Ik denk zo’n anderhalf uur. We hebben in de vooravond een tijd door het park gewandeld.’ ‘Grappig.’ ‘Wat is daar grappig aan?’ ‘Dat u zegt de hond anderhalf uur bij u te hebben. Ik mag toch aannemen dat u de hond langer heeft dan vandaag?’ ‘Klopt.’ ‘Wat klopt?’ Dat u een aanname doet.’ ‘Uw adres graag.’ Ik gaf mijn adres op. De man noteerde en zag het licht: ‘U woont hier niet?’ ‘Nee, maar de hond wel. Die is van mijn zoon.’