Duim

Een ongeluk zit in een klein hoekje. Nou, ik kan u zeggen, het kan ook in een klein gaatje zitten. Een gaatje waar precies een duim in past. 

Het gebeurde in Edam. We lagen te dobberen tussen twee bruggen. De brugwachter fietste de benen uit het lijf om de brug achter ons te sluiten en die voor ons te openen. Daar lag het niet aan, maar intussen zag ik hoe wij steeds dichter naar de wal toe dreven. Ik besloot dat de bolfender uit moest. Nu weet u misschien niet wat een bolfender is. Dat wist ik een half jaar geleden ook niet, maar het is een grote bal die aan een lijn tussen de wal en het schip hangt om de boeg te beschermen.

Ik knoopte de lijn vast aan de railing en gooide het ding over boord. Wat er precies misging, kan ik u onmogelijk vertellen. Ik houd het erop dat mijn duim in het oog van de bolfender is blijven steken. Alsof dat niet erg genoeg was, rollebolde de fender ook nog even gezellig over de boeg. Het was direct duidelijk dat dit de verkeerde handelingen zijn voor een duim. In een mum van een tijd was hij twee keer zo dik.

Het kan altijd erger

In de haven van Edam belde ik met de huisartsenpost. Toen bleek dat het altijd erger kan. Een geduldige mevrouw wilde weten of mijn duim zwart was, of er misschien een bot uitstak en of mijn duim nog aan mijn hand vastzat. Nou, dat zat ie en zwart was ie ook niet en het bot zat nog keurig waar het hoort te zitten. Gezamenlijk constateerden wij dat er geen sprake was van acute nood of een levensbedreigende situatie. Wel moest ik koelen, met ijs.

Dat was nog niet zo makkelijk. Was het een tropische zomer geweest, dan hadden we misschien ijsblokjes aan boord gehad. Maar het was geen tropische zomer en uiteindelijk belandde ik met mijn hand in een pan met water met daarin een blauw koelelement dat we in het vriesvak van de ijskast vonden. Die pan stond bovenop een bouwsel van een houten opstapje, een omgekeerde emmer en tussen de emmer en de pan een snijplank voor de stabiliteit. Het was een fraai gezicht.

Ik hoopte op een simpele kneuzing


Een dag later werd in het ziekenhuis een foto gemaakt. Ik had op een simpele kneuzing gehoopt, maar er zat een scheurtje in het bot. De verpleegkundige zag de teleurstelling op mijn gezicht en zei dat ik in ieder geval niet voor niets gekomen was. Ze bedoelde het goed, dat weet ik zeker, en natuurlijk komt een mens liever niet voor niets, maar in dit geval had ik het toch geen enkel probleem gevonden. Ik kreeg een spalk en die moest zes weken blijven zitten.

Het werden zes lange weken. In het begin is het misschien nog wel aardig om het opvouwen van het tafelkleed en het schaven van de kaas aan anderen over te laten. De lol is er echter snel vanaf als je je jas niet dicht kan ritsen of het dekseltje van een jampot afdraaien. Over een paar dagen mag de spalk eraf. Kan ik eindelijk weer mijn eigen veters strikken.