Irma en Hans Staphorsius in hun Fries-Geuzenveldse huis aan de Dolhaantjestraat.
Irma en Hans Staphorsius in hun Fries-Geuzenveldse huis aan de Dolhaantjestraat. (Foto: Brandeisfotografie)

65 jaar woongeluk in Geuzenveld

Shirley Brandeis

NIEUW-WEST - Voor corona berichtte de Westerpost geregeld over gouden bruiloften. De jubilerende stellen stonden trots vijftig jaar na het jawoord met hun stukje levensverhaal in de krant. Ook met zestig jaar of langer (en die kwamen steeds vaker voor) kwamen we langs. Dit keer een briljanten jubileum. Niet van een huwelijk, maar van woongeluk. Hans Staphorsius woont 65 jaar aan de Dolhaantjestraat in Geuzenveld. Samen met zijn vrouw Irma (vierenveertig jaar getrouwd) blikt hij terug op de buurt die hij als vijfjarig jongetje vanuit Friesland met grote ogen ontdekte.

Warm water uit de kraan en een douche. Het was een wonder voor de vijfjarige Hans uit Gorredijk, een dorp in de Friese gemeente Opsterland dat op het moment van vertrek van het gezin Staphorsius (vader, moeder en drie jonge zonen) ruim tweeduizend inwoners telde. Niet dat kleine Hans met zijn familie in de Amsterdamse Kalverstraat kwam te wonen, maar toch, de overgang was groot. De grote stad was geen dorp, er woonden meer dan 800.000 mensen en Fries werd er niet gesproken. Wie Friesland toen verliet, verliet het Heitelân. Het vaderland. De familie Staphorsius deed dat bij gebrek aan geld niet met verhuiswagen, maar per vleestransport. In de aanhanger van een vrachtauto, tussen de varkenspoten, reisde het gezin met wat huisraad over de Afsluitdijk naar de grootstedelijke haven, waar de poten gelost werden. Om na nog een korte rit aan te komen bij de eengezinswoning tussen de zandhopen van de gloednieuwe Westelijke tuinstad Geuzenveld.

Boertjes van buten

Echt vreemd is het niet dat de 71-jarige Geuzenvelder zich geregeld een migrant noemt. “Mijn broers en ik spraken alleen Fries. Amsterdammers verstonden we niet. En ons vorige thuis was heel ver weg. Daar ging je niet, zoals tegenwoordig, even naar terug.” Binnen enkele maanden, met dank aan buurkinderen, leerden ‘de boertjes van buten’ plat Amsterdams en de buurt kennen. “Dat werd een mengelmoes waar je in de klas niet ver mee kwam,” zegt Staphorsius terugblikkend. “Zoals kinderen van ouders uit bijvoorbeeld Marokko nu ook ervaren.” Liever vertoefde hij buiten de schoolmuren, de buurt verkennend. “Het was hier nog in aanbouw, overal werd geheid, er was veel te zien. Mijn favoriete vak was spijbelen.”

In 2006 was het vijftigste woonjubileum. Toen gevierd met de Westerpost en tal van buren die er ook zo lang woonden. De meeste bewoners die zich toen ‘van het eerste uur’ konden noemen, zijn verhuisd of overleden. Niet gek, Staphorsius is het enige ‘kind’ dat er nog woont en dus relatief jong. Laatst vond hij via Facebook in Amerika een buurjongen van weleer. “Dan kun je weer even over vroeger praten.” Vroeger was niet alles per se beter. Hans Staphorsius is niet van de schone schijn of opschepperij. Zijn schoolcarrière was niet glorieus, zijn moeder ging er al snel na de verhuizing vandoor met de huis-aan-huisbakker. “Die werd in de buurt niet de warme, maar de hete bakker genoemd.”

De Alde Friezen

Het liefdesleven van Staphorsius was geslaagder. Hij wordt verliefd op Irma, ook een tuinstedeling, uit Slotermeer. Ze kwam na hun trouwen inwonen bij schoonvader Staphorsius, die uiteindelijk besloot te remigreren. “Ik laat mijn pet hier nog niet begraven, laat staan mijzelf!” zei hij en vertrok. Het ouderlijk huis achterlatend aan de oudste zoon, die er met Irma vier kinderen kreeg. Die zelf met de jaren inziet dat Friesland dan wel zijn Heitelân is, maar dat hij hier zijn thuis heeft. Zonder zijn afkomst te verloochenen. Op vakantie wordt steevast bij de Friese grens ‘De Alde Friezen’ gezongen en thuis staat geregeld Omrop Fryslân op. Vanuit zijn luie stoel is Staphorsius omringd door Friese herinneringen aan de muren. Maar net als de buurtbewoners uit Marokko, Turkije en voormalig Nederlands-Indië ervaren, is zijn vaderland niet meer het land van zijn jeugd. Friesland is veranderd, hij is veranderd. Die medebewoners ziet hij veel tijdens zijn werk als voorzitter van Stichting de Brug in Geuzenveld. Dit vrijwilligerswerk dat hij sinds zijn pensionering oppakte, als ook dat voor de Zonnebloem en bij Het Geheugen van West, is onder andere wat hem hier houdt. Al weet hij, nuchter: “Na mij komt er wel weer iemand anders die het doet.”

Kinderrijk

Soms moeten Hans en Irma Staphorsius heel goed nadenken hoe het ook alweer was. De buurt is tijdens de grootste stedelijke vernieuwingsoperatie van Europa rond de eeuwwisseling erg veranderd door sloop en nieuwbouw. Lag er in de jaren vijftig overal zand, toen was het enkele jaren ook niet anders. Inmiddels is de buurt haast weer net zo kinderrijk als in de jaren vijftig, en dat vinden ze een mooi iets. En ook nieuwe buren wennen, weten ze. Ze missen alleen de buurtwinkels op de hoek. "We zijn gezegend dat we hier nog steeds wonen.”

 In een stad met bewoners van verschillende komaf. In een dorp in die stad. In een huis in een straat met een onveranderd uitzicht.