Oud

Het nieuwe jaar is net goed en wel op gang en nu ga ik het hebben over ‘oud’. En dat doe ik ‘op ’t oud of’, dat wil zeggen op de vanouds gangbare manier. Dus eerst uitleg over een (Westfries) woord en de gezegdes die daarbij horen en dan volgt een roimpie dat te maken heeft met dat woord.

Als je praat over ‘de oud’ dan bedoel je in Westfriesland meestal de vader. Ook is het wel een aanspreking in de zin van waarde vriend, m’n beste. Bijvoorbeeld: ‘Wat wou je zegge, oud?’ 

As een oud, betekent zeer goed of heel erg: hai ken werke as een oud, ik sweitte as een oud.


’t Is altoid oud en ’t zelfd, houdt in dat het altijd het oude liedje is. Van oud op nuw viere is van oudjaar op nieuwjaar. ‘We viere van oud op nuw dut jaar weer d’rs thuis.’


kraams betekent uit de kraam, dus na de bevalling. ‘Ze is nag maar vier dage oudkraams.’ Oudte is een aardig woord, het betekent ouderdom, leeftijd. ‘Zai is van moin oudte.’


Ouws(k)ig is nogal oudbakken ‘’t Broôd is ouwskig.’ Een andere betekenis luidt muf, onfris. ‘’t Lucht hier ouwskig.’


Een mooie oude uitdrukking is: van nuw tot oud en van oud tot of duurt net even lang. Het vertelt iets over het langdurige gebruik van kleding, gereedschap of huishoudelijke artikelen. Er werd niet zomaar iets weggegooid, altijd keek men het nog ergens voor kon dienen. Recycling en duurzaamheid ten top dus!


Maar mensen, wat gaat de tijd gauw, de veranderingen lijken elkaar wel al sneller op te volgen. Je kenne ’t amperan meer begaffele (volgen). Zaken die voor jou heel gewoon zijn, zeggen de jonge mensen niets meer. Daarover schreef ik ooit dit roimpie.


Een joôntje vroeg me wat of

een kôlekit toch was.

Ik zee: ‘Wai hadde vroeger 

gien ôlie en gien gas.

Toe stookte wai met kôle, 

die ware swart as roet

ze lage in een hok of 

heêl achter in de boet.

Je skepte een kit vol kôle 

bedat tot an de rand

en met die stienkoôl hield je 

de kachel in de brand.

Een kit, een peterôliesteltje

’t was vroeger zo vertrouwd,

nou moet je zuks beskroive

moin mens, wat wor ik oud…


©Ina Broekhuizen-Slot

Bron: Westfries Woordenboek, Jan Pannekeet