Tussen twee boeken in

De man op het bankje bij de bushalte groet mij vriendelijk als ik passeer. Zijn leeftijd is niet te schatten. Dat kan van alles tussen de veertig en de zeventig zijn. Er zitten dopjes in zijn oren. Naast hem staat een rolkoffer. 

“Ik ga op vakantie,” lacht hij. “Zuiden van Italië. Ik heb warmte nodig. Altijd al gehad. Kou is niks voor mij.” “Gaat u lang op vakantie?” vraag ik.

“Acht weken!” Hij doet de oortjes uit zijn oren.  “Terminaal,” zegt hij ineens vanuit het niets. “Ongeneeslijk ziek. Nog een half jaartje gekregen van oom dokter, dus dan moet je je tijd goed gebruiken.”

Even weet ik niets te zeggen. Wat moet je ook zeggen na zo’n mededeling?

“Daarom die vakantie,” legt hij verder uit. “Als het kan, ga ik die vakantie zelfs verlengen.” “Maar gaat er niemand met u mee?”

“Nee joh, ik ben altijd al een einzelgänger geweest. Heb geen naaste familie of kinderen en mijn buren geven mij groot gelijk.” Hij kijkt naar de oortjes in zijn hand: “Ik heb aan mijn muziek genoeg, weet u wel. Ik kan geen minuut zonder muziek. Behalve als ik met iemand praat. Zoals nu, met u. Maar dat komt weinig voor, hoor. Is niet erg, dat ligt gewoon aan mijzelf.

'Nog een half jaartje gekregen van oom dokter...'

Dan haalt hij een mapje uit zijn binnenzak. “Kijk, mijn e-reader. Ook daar kan ik niet één minuut buiten. Ik lees eigenlijk altijd. En altijd met mijn muziek aan. Meestal Bach of Beethoven. Maar ook jazz hè: Coltrane, Thelonious Monk, Charlie Parker. Prima uitvinding die e-reader.”

Hij klopt op het mapje. “Driehonderd boeken staan erop. Zó in mijn binnenzak. Schitterend toch? Ik wil ze eigenlijk alle driehonderd nog lezen. Meer gaat niet lukken vermoed ik, maar je weet het nooit hè. Als dat wél zo is, download ik nog wat extra boeken.” De bus nadert en hij doet de oortjes weer in. Ik wens hem een goede reis en een fijne vakantie. Hij glimlacht: "Nou, ik wens u ook het allerbeste, want ik zal u waarschijnlijk nooit meer zien. Als het echt niet meer gaat, trek ik zelf de stekker eruit. Maar wel tússen twee boeken in, hè. Ik moet er namelijk echt niet aan denken dat ik sterf als ik een boek waar ik in begonnen ben nog niet heb uitgelezen. Erger bestaat niet.”

Ik help hem de koffer de bus in te tillen, waarna de bus zijn reis vervolgt. Ik zwaai, maar de man zwaait niet terug. Hij wijst wél op zijn oor en zijn lippen vormen de naam Bach. Hij glimlacht genietend.