Kaartspel

Op een mooie middag liep ik over de dijk in Volendam. Het straatbeleg van de dijk zal in de loop der jaren door de vele schoenzolen nog verder in het zand zijn vastgeklonken; om jaren later in aanmerking te komen voor herbestrating omdat de gemeente daar budget voor heeft. De talloze toeristen die de dijk, de zee en de souvenirwinkels bewonderen en ook nog eens op een van de vele terrassen plaatsnemen voor een consumptie, staan daar niet bij stil – zij lopen slechts slenterend voort en hebben zo hun eigen sores: op tijd terug zijn voor de bus en dan naar de volgende toeristische trekpleister. 

Ik liep een café binnen om op deze warme middag mijn dorst te lessen. Het terras zat vol, maar binnen was de koelte voelbaar. Veel mensen zaten er niet. Een paar Volendammers, schat ik in, gelet op het feit dat het stel elkaar kende en ook omdat de barman een rol speelde in de gesprekken. Zij waren gezeten op houten krukken die voor de bar stonden. Verder naar achteren toe een viertal mannen die met een kaartspel bezig waren. Voor elk van hen, op de tafel, een groot glas bier vergezeld van een klein glaasje jenever. Ik kon mij niet voorstellen dat daar water inzat. 

Aan de muur hing een groot schilderij van de haven. Visserschepen in zondagsrust en vissers in fraaie kledij. Op de voorgrond de voormalige visafslag, waar onder meer vele kilo’s paling en aal de handel ingingen. 

Ik zocht een plekje in het midden van dit niet ongezellige etablissement en bestelde ook een pintje bier, maar dan zonder jenever. Een jongetje zat zo te zien aan een van de tafeltjes zich rot te vervelen en ontlede daarom een bierviltje. ‘Wimpie, ga nou naar huis,' zei een van de mannen aan de kaarttafel. ‘Ik wacht op jou, pa,' zei het jongentje loom. ‘Ga nou, en zeg tegen je moeder dat ik nog even blijf kaarten met de jongens.' Het jongetje zuchtte overduidelijk. De mannen aan de bar moesten erom lachen. ‘Zal ik dan ook maar zeggen dat je weer aan het bier zit?' vroeg het jongetje, zonder te beseffen wat van die vraag de gevolgen zouden zijn. ‘Schiet op Wimpie, ik ben aan het kaarten,’ zei de man. Daar bleef het bij.