Afbeelding

Het verdedigen van een stad

Het verdedigen zit Alkmaar in het bloed. We moesten ons verdedigen Friezen of tegen Spanjaarden. Of we moeten ons verdedigen tegen een virus, zoals op dit moment. Ruim een millennium geleden ging het dus om de verdediging tegen de Friese krijgsbenden.

In de machtsstrijd tussen de zelfbenoemde baas van Holland en de Friezen was Alkmaar, als knooppunt, de pineut. Dat vroeg om verdediging. Over hoe dit precies zat, is echter weinig bekend. 

Wat moest er verdedigd worden? Als eerste schrijft een monnik van de abdij van Egmond in 1166 over een versterkte nederzetting dat Alkmaar zou worden, en het verkrijgen van stadrechten in 1254 gaf het belang van de stad aan. Het moest verdedigd kunnen worden. Een ander bewijs hiervoor is dat in 1297 graaf Jan I zijn leger in de vesting van Alkmaar bracht, of werden hier kasteel Middelburg of Nieuwburg bedoeld? 

Meer duidelijkheid geeft de betaling door Margaretha van Holland aan de stad in 1346 om deze te helpen met de bouw van een vesting.  Ook het verwijderen en weer ophangen van de poorten rond 1450 en na de Kaas en Broodopstand in 1492 laten zien dat Alkmaar een vestingstad was. Dus verdedigbaar.


De kaarten uit 1560 en 1573 en de schilderijen in het Stedelijk Museum Alkmaar van Cluyt uit 1580 laten mooi de overgang van de middeleeuwse verdedigingswal naar het Oud Nederlandse stelsel zien. Daarna had Alkmaar geen status meer in de landsverdediging, begin 17e eeuw was er geen controle meer. En met de aanleg van het kanaal verdween de verdedigingsmuur met poorten. De stad verloor daarmee de facto haar verdedigingsfunctie.



Lucas Zimmerman, HVA