Afbeelding

Inclusief Nutsonderwijs

Maatschappelijke tweedeling mag tegenwoordig een brandend thema zijn, dat was een eeuw geleden niet anders. De scheiding begon al op jonge leeftijd. Standenonderwijs drukte op elk kind een onuitwisbaar stempel; sociale stijging was vrijwel onmogelijk. Toch legde niet iedereen zich hierbij neer.

Een beroemd voorbeeld van zo’n idealist was de Engelse docent Arnold Toynbee (1852-1883). Hij kreeg zijn studenten zo ver om in Londense achterbuurten arme bevolkingsgroepen kosteloos onderwijs aan te bieden. Doel hiervan was om wederzijds begrip te kweken. Na zijn vroege dood werd dit initiatief in veel landen overgenomen. En zo ontstond in 1903 ook in Alkmaar een Toynbeevereniging, opgericht door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen.

Aan de Gedempte Nieuwesloot had ‘t Nut juist een splinternieuwe Spaarbank laten bouwen en op de bovenverdieping was ruimte om in het winterseizoen cursussen voor volwassenen aan te bieden. Er bleken genoeg vrijwilligers te zijn die kosteloos lessen wilden geven van Duits tot boekhouden, van koken tot Esperanto. Een enkele analfabeet kreeg zelfs schrijfles. Doel van het Toynbeewerk was overigens niet onderwijs, maar verbroedering tussen de standen. Die werd vooral nagestreefd in de discussiegroepen. Er was één probleem: gratis betekent ook vaak vrijblijvend en om absenteïsme tegen te gaan werd uiteindelijk toch een kleine bijdrage gevraagd. De animo bleef echter hoog.

Toch kwam er een einde aan het Toynbeewerk door de Eerste Wereldoorlog. Met de nieuwe onderwijswet kwam er een eind aan het standenonderwijs. Toynbee’s ideaal van een inclusieve samenleving zou daarin meer kans krijgen.

Bertus Bakker, HVA | Hoofdredacteur Oud Alkmaar