Dave van Ooijen bij de bewuste spoorovergang
Dave van Ooijen bij de bewuste spoorovergang (Foto: Aart Tóth)

Gelijkvloerse oplossing in 2030?

CASTRICUM - Zoals in het artikel van verleden week in deze krant over het Dorpshart autoluw al ter sprake kwam, voelt de goed geïnformeerde Dave van Ooijen - PvdA Castricum en voormalig werkervaringsdeskundige bij gemeenten, stadsgewesten, departementen semipublieke organisaties, verenigingen en burgerinitiatieven - zich geroepen een nadere uitleg te geven op de ondertunneling van het spoor. 

'Aantal auto’s op Mient, Ruiterweg, Kleibroek, Oranjelaan en Soomerwegh zal fors toenemen'

"Het besluit van het College om te kiezen voor een Zuidelijke Autotunnel (een structurele oplossing is nodig om vanaf 2030 met meer Intercity’s te rijden op de Zaanljn) is in strijd met het landelijk vastgestelde Multimodaal Toekomstbeeld (MTB) 2040. Terwijl door de regelmatig dichtleggende overweg nu nog een deel van de auto’s naar N203 en A9 wordt weggeduwd, zal een tunnel in het centrum van Castricum juist weer nieuwe auto’s aantrekken. Daarnaast leidt een Zuidelijke Autotunnel tot extra belasting van het lokale wegennet. Het aantal auto’s op Mient, Ruiterweg, Kleibroek, Oranjelaan en Soomerwegh zal fors toenemen. 

Maar ook andere straten zullen de gevolgen gaan merken. Sprake zal zijn van een hoge tot zeer hoge verkeersdruk. Daar komt bij, dat het nog maar de vraag is of het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) überhaupt nog financiële middelen heeft voor zo'n tunnel in 2030. Zo zijn onlangs alle extra middelen tot 2030 belegd. Daar zat geen geld voor de Beverwijkerstraatweg bij. Wanneer er tot 2030 geen geld is, is het onlogisch een gelijkvloerse variant ‘in reserve' te houden. Gelijkvloers moet dan de eerste keuze zijn, aangevuld met extra maatregelen. Zoals het (deels) inkorten van de Kennemerlijn tot Uitgeest, aansluitend op Intercity's uit Alkmaar. Dit zal de druk op de overweg aardig kunnen beperken.

Doorschuiven

Verder kan gekozen worden voor het doorschuiven van de volledige hoogfrequentie dienstregeling naar 2036. Hierdoor ontstaat er meer tijd voor een robuuste oplossing in de periode 2030-2040. Het op korte termijn terugbrengen van het aantal structurele varianten van 4 naar 2 is dan al een hele stap. Om tot een onderbouwd standpunt te komen, zal de Raad moeten beschikken over het tot nu toe niet openbaar gemaakte rapport van ProRail. Alsmede over het standpunt van de samenwerkende partners en IenW voor het vervolgtraject."