Door Britt Planken
Door Britt Planken (Foto: )

Column van Britt Planken: Vergankelijkheid

Algemeen

Mijn vader zei altijd dat hij niet oud wilde worden. Oud worden associeerde hij namelijk met gebreken en dat vooruitzicht was een godsgruwel. Als kind nam ik dat gewoon voor waar aan. Ik vond het heus wel een verdrietig vooruitzicht, en een beetje vreemd, maar ik rekende me rijk met in ieder geval twee ouders die bij elkaar waren. Dat konden veel kindjes in mijn klas niet zeggen. Ik rekende ook tien jaar verschil tussen mijn ouders uit en vroeg me soms in stilte af hoe jong mijn moeder er dan alleen voor zou komen te staan. Misschien dat andere kinderen bij het opgroeien vanzelf zouden inzien dat mijn vaders uitspraak gewoon een uiting was van angst om een hulpbehoevende man te worden, maar ik bleef er altijd op voorbereid dat er een vroegtijdig einde zou komen aan onze drie-eenheid. Toen hij vijftig werd was die angst nog steeds geen werkelijkheid. Wel had hij toen z’n eerste hartinfarct overleefd. Puur geluk, want hij is een uitsteller wat naar de dokter gaan betreft en de operatietechniek was nieuw. Ik weet nog dat hij me die ochtend naar school bracht omdat hij toch ‘ziek’ thuis zat, amper in staat om te rijden. Hij hing helemaal scheef achter het stuur tegen de autodeur aan, maar opgevoed in het “neem maar een paracetamol”-gezin stelde ik geen vragen. Diezelfde middag werd ik uit de klas geplukt omdat mijn vader op de IC lag. Ik heb eerlijk gezegd geen moment gedacht dat hij toen zou sterven. Als je m’n pa kent, dan kan je je iets voorstellen bij zijn kop en praatjes terwijl hij in een ziekenhuisbed ligt. En wij zijn nu eenmaal niet van die mensen die hun hartezeer en angsten delen. Dat moet je maar in elkaars ogen lezen, maar ik zag het niet. Van hartinfarct twee kan ik me gek genoeg niet zoveel herinneren. Veel meer impact maakte het motorongeluk in Kroatië waardoor hij een tijd flink in de kreukels lag. Of die keer dat hij onder het bloed naar boven kwam stormen omdat hij met zijn grootste en sterkste vriend had geknokt. Negen levens heeft hij wel versleten, maar ik had mijn pa nog. Bovendien kon het eindeloos herhalen van zijn weerzin tegen ouderdom niet voorkomen dat hij in maart 65 werd. Daarmee was hij officieel oud en kon die stomme opvatting van hem eindelijk de prullenbak in. Gebreken waren er heus wel. De etalagebenen hinderden hem enorm. Maar hij had z’n vrijheid nog, kernwaarde nummer één in zijn leven. Nu is alles anders. Zijn vrijheid is hij voorlopig kwijt. Zijn geheugen en zicht zijn stuk. Een herseninfarct maakte van alles kapot. Na zichzelf een leven lang overtuigd te hebben dat zo’n levenssituatie niet aan hem besteed is, moet hij er nu toch het beste van maken. Het is nog te vers om te zeggen dat dat lukt. Een hoofd dat de vergankelijkheid nooit heeft kunnen accepteren, moet nu inzien dat er niets buiten vergankelijkheid bestaat.