Afbeelding
Afra Beemsterboer.

Wisteria

‘Kijk, die bedoel ik. Mooi hè?’ hoor ik een voorbijgangster zeggen. Het rammelen van buggywieltjes houdt op. Op het voetpad achter mijn tuin wijst een jonge mama op de Wisteria, die zich bevallig over de schutting heeft gedrapeerd. Deze dame is niet de eerste die mijn blauwe regen opmerkt.

Het is al eerder gebeurd dat ik werd aangesproken op die overvloedige lichtpaarse trossen. Ik heb hem geplant om er zelf van te genieten. Ik heb er nooit bij nagedacht dat andere mensen er ook plezier aan zouden kunnen beleven. Mijn Wisteria heeft fans om zich heen verzameld, maar de ster in mijn tuin heeft ook last van divagedrag. Met rondslingerende twijgen probeert hij meer en meer plek in te nemen. Hij dacht waarschijnlijk dat ik niet zou zien dat de bloei daardoor zomer na zomer terugliep. Dat eigenzinnige gedrag wilde ik niet hebben. Die ongebreidelde territoriumdrift moest een halt worden toegeroepen. Ik heb ingegrepen. In augustus, een paar jaar geleden, heb ik die twijgen afgeknipt. Vijf maanden later heb ik de blauwe regen teruggesnoeid tot er weinig meer over was dan de stam. Dat zou hem leren om weer eens goed te gaan bloeien, dacht ik, maar de grootste schrik kreeg ik zelf. Hij hield zich dood, heel lang. Ik vreesde het ergste. Om de haverklap stond ik het hout af te speuren op het miniemste teken van leven. Kon ik hem met die vorsende blik dwingen te gehoorzamen? Er verschenen speldenknopjes op het hout. Moest dat het nieuwe leven zijn? Of was het schimmel wat wel vaker op dood hout verschijnt? Maar Wisteria werkte in het verborgene aan een comeback, want eens een ster, altijd een ster. Hij was niet uitgespeeld, hij kwam terug in een nieuwe glansrol. Eerst met doorschijnend jong groen, daarna met wulps wiegende lilakleurige trossen.

Afbeelding