sinds 1815 was de noordvleugel van het 'Armhuis der Diaconie' in gebruik als 'huis van bewaring'.
sinds 1815 was de noordvleugel van het 'Armhuis der Diaconie' in gebruik als 'huis van bewaring'. (Foto: Loosduins Museum)

Gemeentelijke Nachtwacht hield toezicht

Piet Brak duikt voor deze krant regelmatig in het archief van het Loosduins Museum. Dit keer onderzocht hij hoe het midden negentiende eeuw in Loosduinen gesteld was met de openbare orde. 

In een notitie in 'De geschiedenis van de provinciale staten van Z-Holland 1850' wordt geconcludeerd, dat Nederland op het platteland qua openbare orde nog in de 18e eeuw leeft. Misschien is dat voor Loosduinen te somber weergegeven, wel werpt het enig licht op de onveiligheid rond 1850. Moordenaars werden in de 19e eeuw nog wel tot de doodstraf veroordeeld, zij het dat na 1850 doodvonnissen steeds meer in levenslange gevangenisstraf omgezet werden. Maar vond een terechtstelling plaats - door middel van onthoofding - dan gebeurde dat in het openbaar waar veel mensen op af kwamen. Loosduinen behoorde tot het rechtsgebied van het arrondissement 's Gravenhage, dat weer verdeeld was in een aantal kantons waaronder Naaldwijk, waar Loosduinen toe behoorde. Zo'n kantongerecht kon geen hogere gevangenisstraf opleggen dan 7 dagen of een geldboete hoger dan f.75,-. Het gemeentebestuur van Loosduinen beschikte tot 1850 niet over eigen huisvesting. Er mag dan ook best worden aangenomen dat er ook geen politiebureau was. Sterker nog, sinds 1815 was de noordvleugel van het 'Armhuis der Diaconie" van de Hervormde Gemeente in gebruik genomen als 'huis van bewaring'. Loosduinen had in die tijd 2 veldwachters. De heren kwamen in de geschiedenis van Loosduinen tevoorschijn als weinig inschikkelijke figuren, gezag is gezag en daarmee uit. Zo werd er in die tijd veel gebedeld, wat wettelijk verboden was. Bij arrestatie werd men verbannen naar een strafkolonie, veelal in Ommen, geƫxploiteerd door de 'Maatschappij tot Weldadigheid. Nou, 'weldadig' zal het daar niet geweest zijn want bedelaars gingen er niet op eigen gelegenheid naartoe. Rond 1850 zaten er niet minder dan 3400 bedelaars opgesloten. De plaatselijke Armbesturen, in feite dus in Loosduinen de 'Hervormde Diaconie en het R.K. Armbestuur, dienden voor de kosten voor het verblijf aldaar op te draaien en waar die veelal slecht bij kas waren, was dat weer een vrijbrief voor bedelaars om buiten schot te blijven. Voor het bewaken van de eigendommen tijdens de nachtelijke uren, kregen de veldwachters steun van de 'Gemeentelijke Nachtwacht'. Zo was iedere mannelijke ingezetene van de gemeente vanaf de 21-jarige leeftijd tot z'n 50e levensjaar, geroepen de 'dienst der Nachtwachten' uit te oefenen. Daar waren die 'ingezetenen' van toen niet blij mee, vooral diegenen niet die hun dienstplicht voor de Nationale Militie of de 'Schutterij' hadden uitgediend. Die konden dus tot hun 50e levensjaar van tijd tot tijd ook nog eens voor nachtwaker gaan spelen. Zo kent elk tijdvak zijn problemen!