Aan weerszijden van de Haagweg stonden hoge statige bomen.
Aan weerszijden van de Haagweg stonden hoge statige bomen. (Foto: Archief Loosduins Museum)

Eigenaren stonden grond af voor de aanleg van een strandweg van schelpen

Piet Brak dook voor deze rubriek in de archieven van het Loosduins Museum en duikelde een paar leuke wetenswaardigheden op over openbare werken en diensten in vroeger tijden. 

Zo gaf het bestuur van Haagambacht, het huidige Den Haag, al in 1680 toestemming tot 'bestrating van het dorp'. In die tijd viel Loosduinen voor de helft onder - de grens was de huidige Willem III straat - Haagambacht.  Rond 1820 was er in het dorp echter nog steeds sprake van slecht onderhouden straten of paden, die buiten de kom van het dorp bij regenachtig weer veranderden in modderpoelen. De vraag is dan ook wat onder die 'bestrating van het dorp' in 1680 werd verstaan. In de notulen van 3 december 1846 van een vergadering van B. en W. staat 'dat het eindweegs van de kerkbrug (van de Abdijkerk) - nu het smalle voetgangerspad tegenover de huidige Oranjewoudstraat- naar de hoofdingang van het 'Zorgknooppunt Loosduinen' 'tot aan de 'Loobrug', ofwel de nog bestaande brug hoek Schwerinkade - Willem III-straat 'in zoodanige staat zich bevindt, dat men besluiten moet, dien weg, welke bijna ontoegankelijk is, voor rekening van de Gemeente te doen in orde maken'. En in 1852 werd in de raadsvergadering gesproken over 'den aanleg van den Strandweg' - de huidige Pisuissestraat - Kijkduinsestraat, 'wegens kostenloze afstand van de grond door eigenaren, waaronder Jhr. Mr. D.R.Gevers Deynoot, wonend op 'de Rusthoek', thans woonwijk Waldeck. Die strandweg werd een 'schulpweg', kennelijk bestaande uit schelpen. We verplaatsen ons naar de huidige 'Oude Haagweg'. De oude generatie Loosduiners weet nog, dat die weg in oude gedaante aan weerszijden gesierd was met hoge statige bomen. Trottoirs kende men toen nog niet. En waarom ook? Die anderhalve kar die op de weg reed belemmerde het voetvolk niet. Straatverlichting was heel schaars. De lantaarnopsteker vulden dagelijks olielampen met raap- of lijnolie. Ga er maar vanuit dat het 's avonds en gedurende de nacht, vooral bij bewolkt weer, donker was in Loosduinen. Men kende toen ook al een postbode: Bijning was ook nog marktschipper. Hij diende 2 maal per dag 'met de 'benenwagen' naar de Groenmarkt in Den Haag te gaan. Dat moet wel pezen geweest zijn. Loosduinen beschikte al sinds de 17e eeuw over een brandweerkorps, dat tot 1846 een particuliere aangelegenheid was. In dat jaar nam de gemeente deze dienst over. Een taak van de brandweer was de 'Brandschouw van het Hooypijlen' bij de boeren en de buitenverblijven. De broei werd gemeten met een 'peilijzer'. Loosduinen telde toen niet minder dan 92 hooibergen op 51 eigenaren. Het laat zien welke ontwikkelingen een gemeenschap ondergaat.