Nel en Jan van Kooten-Hooijschuur in 2002, beiden overleden.
Nel en Jan van Kooten-Hooijschuur in 2002, beiden overleden. (Foto: aangeleverd)

Jan van Kooten maakte moedige keuzes in de Tweede Wereldoorlog

MEDEMBLIK - Cees van Kooten uit Abbekerk vertelt over wat de Tweede Wereldoorlog betekende voor het alledaagse leven voor vooral jonge mensen, die nog in de bloei van hun leven moesten komen, zoals zijn vader, moeder, oom en een schoolvriend. Maar ook voor zijn opa en oma met hun gezin en hoeveel het klein verzet betekende voor hen. Klein verzet, zowel door Nederlanders als de Duitsers, die tegen hun regering ingingen. 

Op 1 mei 1943 werd bekend gemaakt dat alle mannen van 18-tot 35 jaar verplicht werden gesteld zich te melden bij de arbeidsbureaus voor de arbeidsinzet in Duitsland. De arbeidsinzet had tot doel het dagelijkse leven in Duitsland door te laten gaan. Dat gold ook de aanvoer van oorlogsmateriaal. De Duitse jonge mannen waren immers aan het front. Mijn vader Jan van Kooten was toen 21 jaar en het tweede kind uit een gezin dat bestond uit vader (48), moeder (50) en zes kinderen tussen de 14 en 23 jaar. Ze woonden in het toen nog dorpse Amsterdam-Noord. Ook mijn vader kreeg de oproep van de Duitse bezetter voor dwangarbeid in Duitsland.

Meldplicht

Hij moest zich melden bij het bureau op de Overtoom in Amsterdam. Achter de tafel zat een oude klasgenoot van hem. Hij was ambtenaar en was verplicht door het bestuur daar te werken. Van hem kreeg mijn vader een stapel papieren. Toen hij deze bekeek was het een instapkaart en een uitstapkaart beide voor Berlijn met een adres waar hij zich moest melden. In Berlijn waren drieduizend werkkampen voor dwangarbeiders. Verder zat er een overstapkaart bij voor Amersfoort met bestemming Lübeck. Lübeck ligt in Noord-Duitsland vlakbij Hamburg, er zat ook een adres bij. Verder een klein geheim briefje waarop stond wat hij moest doen met de kaarten. Hij moest instappen in Amsterdam en in Amersfoort overstappen naar Lübeck en daar zich melden, dit was een onderduikadres, kaarten voor Berlijn vernietigen. 

Melden of onderduiken?

Wat moest hij doen? Gehoorzamen aan de Duitser om naar Berlijn te gaan of vertrouwen op zijn schoolkameraad die hem een onderduikadres in het vijandige Duitsland gaf?
In de omgeving van Lübeck, Noord-Duitsland, lagen 92 zogenaamde buitenkampen waar een heleboel mensen zoals krijgsgevangenen, gijzelaars, verzetsstrijders, joden, zigeuners, homoseksuelen en Jehovagetuigen waren opgesloten om ergens anders te zijner tijd te gaan werken als dwangarbeider. Het beheer stond onder de SS.

Mijn vader had een onderduikadres bij een Duitse familie. Zij hadden een timmerfabriek. Daar aangekomen zag mijn vader een paar bekenden van hem, onder andere Kees, de oudste broer van zijn verloofde, later mijn moeder Nel, uit Zaandam. Ook Kees had van mijn vaders schoolkameraad een kaartje voor Lübeck gekregen. Hij werkte ondergedoken in een plaatselijke bakkerij om broden te bakken. Mijn vader, opgeleid tot timmerman werkte ondergedoken bij de timmerfabriek.

Gehoorzamen of ondermijnen? 

Kees bakte broden en gebruikte hierbij minder meel per brood. Hij bakte van het door hem achtergehouden meel broden om deze naar de gevangenen te brengen. Dit was illegaal en daardoor gevaarlijk. Mijn vader maakte een houten koffer waar een aantal broden in paste. Bij verschillende gevangenenkampen gooide mijn vader de overige gebakken broden over hekken, zodat de gevangen wat te eten hadden. Dit moest onopgemerkt gebeuren. Hij liep verschillende routes om niet gezien te worden door de Duitsers. Om de broden weg te brengen ging mijn vader weleens met openbaar vervoer om op tijd terug te zijn voor de avondklok. Eén keer stond mijn vader te wachten bij de halte en er kwam een SS-officier bij hem staan. Deze vroeg aan mijn vader wat hij daar deed. 

Waarheid of leugen?

Mijn vader had blonde lokken en felblauwe ogen, sprak goed Duits en antwoordde dat hij verlof had om te trouwen. De officier wenste hem veel geluk en ging verder. Gelukkig vroeg hij niet of hij in mijn vader zijn koffer mocht kijken, want daarin zaten een paar broden

De ouders van mijn vader kregen een aantal keer bezoek van de politie die voor de Duitsers werkte met de vraag waar mijn vader was. Niet in Berlijn, want daar was hij niet aangekomen. Mijn opa en oma wisten van niets, alleen dat mijn vader naar Berlijn was gegaan om daar te werken. Dat had mijn vader namelijk doorgegeven aan zijn ouders. Om zijn ouders gerust te stellen stuurde mijn vader brieven naar zijn verloofde, met de vraag om zijn ouders te vertellen dat hij nog leefde en dat het naar omstandigheden goed met hem ging. Zij ging te voet van Zaandam naar Amsterdam-Noord, zo’n twee tot drie uur lopen. Bij het wegbrengen van één brief had mijn moeder in de gaten dat ze gevolgd werd. 

Wat nu? Zij was een dorpsmeisje van 18 jaar en alleen op weg naar de grote stad. Zij besloot door te lopen, met de pont het IJ over en naar de Sint Nicolaaskerk te gaan. Daar raakte mijn moeder de achtervolger kwijt. Ook hier het dilemma angst en keuze.

Bevrijding

Daags na de capitulatie kwam een jonge, Duitse collega naar mijn vader toe. Hij was in de veronderstelling dat mijn vader al die tijd naar radio Oranje luisterde. Dat was niet het geval. Dat was een Duitse collega en hij gaf informatie door aan de onderduikers. Mijn vader en zijn zwager Kees werden bevrijd door de geallieerden. Om zo snel mogelijk naar huis te gaan, stalen ze een Messerschmitt, een Duitse auto met drie wielen. Deze stond na een paar kilometer stil, geen benzine meer. Toen nog maar één gepakt om verder te rijden. Bij de Nederlandse grens werden ze tegengehouden door de Amerikanen en zij namen de driewieler in. Mijn vader mocht niet verder naar westelijk Nederland, omdat daar nog niet voldoende eten was, er heerste voedselgebrek.

Terug naar huis

Een oom en tante van mijn vader woonden in het oosten van Nederland en mijn vader en Kees bleven daar tot er genoeg voedsel was om terug te gaan naar huis. Na ongeveer twee maanden reisden ze verder. Thuis aangekomen wilde mijn vader weer snel aan het werk bij zijn oude werkgever. Hij ging op de fiets naar zijn werk in Amsterdam centrum. ‘s Avonds thuisgekomen riep zijn vader hem en vroeg waar de fiets vandaan kwam. Hij antwoordde dat hij die ‘s nachts, toen iedereen zijn fiets moest inleveren in het begin van de oorlog, uit elkaar had gehaald op zolder waar hij sliep en de onderdelen tussen vloer en plafond had verstopt. Hieronder sliepen zijn ouders. Zijn vader nam het hem heel kwalijk, omdat mijn vader daardoor zijn ouders, broertjes en zusjes in gevaar bracht. Gelukkig vonden de Duitsers bij de verschillende huiszoekingen niets.

Bedanken

Om zijn oude klasgenoot te bedanken voor het onderduikadres wilde hij hem opzoeken. Na wat speurwerk hoorde hij dat zijn klasgenoot, die Kees en hem de illegale kaartjes en onderduikadressen voor Lübeck gaf, na de oorlog was geliquideerd door zogenaamde septemberridders, Nederlanders die na de bevrijding het recht in eigen hand namen, omdat ze hem beschuldigden en ervanuit gingen dat hij werkte voor de Duitsers. Voor mijn vader en ons was dit een bittere ontknoping.

Jaren na de oorlog gingen mijn ouders naar de familie van het onderduikadres, omdat hij toch ook goede herinneringen aan deze familie bewaarde.