Deze column verschijnt elke twee weken.
Deze column verschijnt elke twee weken. (Foto: PR)

'Taal gaat zijn eigen gang toch wel'

Hoi Frans,

Sommige mensen kunnen onwijs boos worden om taalfouten. Die mensen zijn ‘taalnormatief’ bezig: met hoe het heurt. Ik beschouw mezelf liever als ‘taaldescriptief’: bekijken hoe taal zich ontwikkelt, ongeacht wat wij willen. Taal gaat zijn eigen gang toch wel. Een voorbeeld: in april 2022 schreef ik een artikel over het vernieuwde Huis van de Stad. Zo schreef ik het: ‘Huis van de Stad’. Die spelling voelde logisch. Maar een woordvoerder van de gemeente hield een vurig betoog voor een andere schrijfwijze: ‘Huis van de stad Rijswijk’. Ze had goede argumenten dus ik hield die gewenste officiële schrijfwijze aan, maar veel heeft dat niet uitgehaald. De laatste maanden vind ik overal waar over het Huis van de Stad wordt geschreven namelijk toch gewoon de spelling ‘Huis van de Stad’. Helemaal prima, vind ik als taaldescriptief ingesteld persoon, maar… Ik erger me wel aan iets anders: de onduidelijkheid over hoe je Oud Rijswijk, RijswijkBuiten en Rijswijkse Bos schrijft. Ik kom op veel plekken ook de spelling ‘Oud-Rijswijk’ of ‘OudRijswijk’ tegen, of ‘Rijswijk Buiten’, of ‘Rijswijk-Buiten’. En op het bordje zelf bij het Rijswijkse Bos staat Rijswijksebos! Taal mag z’n eigen gang gaan, maar dit vind ik wel verwarrend. Of ben ik dan te taalnormatief bezig? Groet! Debbie


Je hebt hier een punt, Debbie. Taal is ontwikkeling, en dat is alleen maar toe te juichen. Ik denk dat ik mijzelf ook wel onder taaldescriptief zou rangschikken. Hoewel ik me heel soms aan die hele taalvernieuwing kan ergeren, heeft het tegelijkertijd ook iets grappigs. Ach ja, je moet nou eenmaal met je tijd mee gaan, nietwaar? We praten tegenwoordig in app-taal, dus schrijven velen ook in app-taal. Misschien moeten we sommige woorden gaan schrijven zoals we het zelf willen. Zou dat wat zijn denk je? Er zijn gelukkig nu ook meer mogelijkheden om uit te kiezen. Weleens of wel eens, beiden is goed. En zo zijn er meer voorbeelden. De ouderwetse taalpuristen sterven misschien nu langzaam uit en de nieuwe zijn wat soepeler met taal. Zo interviewde ik jaren geleden eens een neerlandicus. De man, toen al aardig op leeftijd, was mijns inziens behoorlijk obsessief met de Nederlandse taal bezig. Toen ik hem het geschreven interview met hem voor publicatie even liet inzien, kreeg ik mijn tekst terug vol met verbeteringen en aanwijzingen. Het witte vel kleurde bijna rood van bloed. Zoiets is niet goed voor je zelfvertrouwen kan ik je verzekeren. Ik kan er nu inmiddels flink om lachen, maar ik word er nog weleens (hé, daar istie!) badend in het zweet van wakker. De man staat overigens nu op mijn zwarte lijst voor wat betreft interviewen. Misschien een leuke klus voor jou? Hij doet iets met geschiedenis. Gr, Frans