Een henneptent en een 'stokdove overheid'

Rijswijker Paul van Velthoven (75) verhuurde tweeënhalf jaar geleden zijn appartement in Leeuwendaal aan een keurige Iranese expat. Tenminste, in die veronderstelling verkeerde hij. In werkelijkheid bleek zijn woning gebruikt te worden voor een professioneel opgezette wietplantage, die al na anderhalve maand werd ontdekt. Hierna werd Paul door de gemeente benadeeld: zijn woning werd voor negen maanden gesloten. Zijn verweer hiertegen hielp aanvankelijk niet. Op 29 december publiceerde AD zijn verhaal, hoewel het uiteindelijk goed voor hem afliep: "Omdat er meer mensen zijn die vastlopen in procedures of met een stokdove overheid te maken krijgen”, aldus Paul. Aan Groot Rijswijk stuurde hij onderstaande brief, waarin hij nog eens uitlegt waarom hij voor de verwoording ‘stokdove overheid’ koos.

"Het is uiteraard bijzonder onaangenaam dat wanneer je via een gereglementeerd makelaarskantoor voor een vast gestelde termijn je huis verhuurt tot de ontdekking moet komen dat de huurder in kwestie de boel flest door daar drugscriminelen in huis te halen zoals mij bijna drie jaar geleden is overkomen. Maar de wijze waarop de gemeente toen opereerde door op grond van de opiumwet mijn flat voor negen maanden te sluiten maakte deze ramp nog veel erger. Toen ik tegen dit besluit in beroep ging kreeg ik geen inzage in de rapportage die de politie ambtshalve verplicht is op te stellen aan de burgemeester in het kader van het bewaren van de openbare orde. Anders had ik toen erop kunnen wijzen dat deze rapportage lacunes bevatte en, erger, door ambtenaren onjuist werd geïnterpreteerd. Nu sloeg de gemeente terug met een veelvoud van jurisprudentie om aan het oorspronkelijke besluit vast te kunnen houden. Een essentieel onderscheid als tussen een bedrijfspand dat vrij toegankelijk is en een woning die men niet zonder de bewoner mag betreden om controle mijnerzijds mogelijk te maken werd bijvoorbeeld over het hoofd gezien. Toen ik opnieuw op elk voorstel dat ik deed om herhaling van dit misdrijf te voorkomen van waarnemend burgemeester Verkerk nul op het rekest kreeg en mij ook de mogelijkheid werd onthouden om hem op het in principe voor burgers toegankelijke spreekuur een toelichting te geven, besloot ik ten einde raad bij de arrondissementsrechtbank in beroep te gaan. Deze vernietigde afgelopen voorjaar het besluit van de burgemeester. Na lange palavers besloot de gemeente mij vervolgens op minimale wijze schadeloos te stellen. 


Wat mij dwarszit en wat boven mijn persoonlijk belang uitgaat is het feit dat bij de gemeente onvoldoende kennis van de opiumwet aanwezig is en dat zij de strekking van de opiumwet: drugsoverlast voorkomen (wat in mijn geval door sociale controle in de kiem werd gesmoord), niet begrijpt. Van deze incompetentie en stokdoofheid kunnen meer burgers het slachtoffer worden en het lijkt mij dan ook zaak dat het controlerend orgaan van de gemeente, de raad, dat niet over haar kant laat gaan."

Dr. P.J.G. van Velthoven