Frans Wilhelmus Herckenrath
Frans Wilhelmus Herckenrath (Foto: PdZ)

Verhalenreeks over de Geschiedenis van Monster

Peter de Zeeuw levert regelmatig artikelen aan over de geschiedenis van Monster. Eerder plaatsten wij een artikel over het voormalig politiebureau. Deze week over

Franciscus Antonius Wilhelmus Herckenrath

Wie een bezoek brengt aan de grafkelder van de familie Herckenrath, gelegen in de Grote Geest te Monster, treft een veertiental grafkisten aan. De vroege dood van zijn moeder en twee van zijn kinderen deed Leon Herckenrath (kreeg nationale bekendheid door het in 2020 door Annejet van der Zijl geschreven boekenweekgeschenk: Leon & Juliette) besluiten om op zijn door hem aangekochte duingrond een grafkelder te laten bouwen.

In 1847 kwam deze gereed en al vrij snel werden zijn moeder en twee van zijn jonggestorven kinderen bijgezet in de grafkelder. Opmerkelijk is dat ook een niet-familielid is bijgezet, namelijk de kinderverzorgster mevr. Zuiderwijk, op wie de familie bijzonder gesteld was. De laatste bijzetting vond plaats in 1906.

Ook de oom van Leon Herckenrath, de oud-militair Franciscus Herckenrath, is vrijwel direct na zijn overlijden op 21 februari 1852 te Venlo, bijgezet in het familiegraf. Interessant is te zien dat zijn grafkist qua vorm afwijkt van de overige kisten. Het deksel is gewelfd en niet plat. Volgens funeraire erfgoedkenners is hier sprake van een zogenaamde Limburgse grafkist.

Oom Frans, zoals hij door de familie werd genoemd, was een militair in hart en nieren. Hij diende onder 4 vlaggen en nam aan maar liefst 38 veldslagen en schermutselingen actief deel. Hij werd geboren op 21 september 1780 te Venlo als zoon van Petrus Jacobus Herckenrath (1739 - 1805).


De militaire loopbaan van Franciscus Herckenrath startte op 1 juni 1796. Hij was toen 15 jaar, een voor die tijd niet ongebruikelijke leeftijd om in dienst te treden van het leger. Als cadet van de Bataafse Republiek werd hij aangesteld bij het 1e Bataljon van de 7e Brigade. Vrij spoedig werd hij bevorderd tot sergeant en op 19 januari 1802 tot 2e luitenant van het 1e Bataljon Bataafse Troepen, dienstdoend in West-Indië. In datzelfde jaar vertrok hij naar Suriname en werd gedetacheerd in Berbice (Guyana).

Al na een jaar werd hij opnieuw bevorderd en mocht hij zichzelf 1e luitenant noemen van het 5e Bataljon Jagers. Het overmeesteren door de Engelsen van Berbice bracht met zich mee dat hij krijgsgevangen werd gemaakt. Bij de capitulatie werd echter bepaald dat hij op woord van eer, om niet te vechten tegen Engelsen, vrijgelaten werd om naar zijn vaderland terug te keren.

Op 16 april 1806 werd hij met een aantal andere soldaten uitgewisseld tegen een aantal Engelse krijgsgevangenen en werd op die manier ontslagen van zijn woord van eer. Hij werd bij zijn terugkeer naar Holland ingedeeld bij het 2e Regiment Infanterie van Linie van het Koninklijk Hollandsch Leger.

De inlijving van het Koninkrijk Holland op 9 juli 1810, had tot gevolg dat Franciscus Herckenrath als officier de Franse driekleur moest verdedigen. Hij werd ingedeeld bij het 130ste Regiment van het Franse leger. Bij dit Regiment werd hij op 23 April 1813 bevorderd tot kapitein.

Gedurende zijn militaire loopbaan heeft Franciscus Herckenrath, onder bevel van keizer Napoleon, een flink aantal jaren gevochten in Spanje. Als luitenant maakte hij tijdens de schermutselingen bij Pancorbo kennis met de latere generaal-majoor, toen nog kapitein, Diderik Anne de Fremery. Ongetwijfeld familie van Jacobus de Fremery, woonachtig op de buitenplaats “Ouwendijck” in ’s-Gravenzande. Zijn zoon Jacobus jr. trouwde in 1853 met Virginie Herckenrath, de oudste dochter van Leon Herckenrath.


In de Militaire Spectator (1855) 2e Serie 4e deel, lezen we het volgende:

'De strijd werd evenwel niet alleen volgehouden, maar met roem geëindigd; het konvooi defileerde zonder eenig verlies en kwam behouden te Pancorbo. Niet weinig bragt hiertoe de houding van den Kapitein de Fremery bij, aan wien de gewigtige taak was opgedragen, met zijn flankkompagnie, bij welke ook zijn twee officieren Herckenrath en Colson Aberson zich loffelijk onderscheidden, de uiterste achterhoede te vormen’.


Alhoewel de voornaam in het krijgsverslag ontbreekt, is het vrijwel zeker dat Frans Herckenrath wordt bedoeld.

De uiterst uitputtende veldslagen en de opgelopen verwondingen in Spanje hadden tot gevolg dat hij in november 1813 naar Holland terug mocht keren, om aldaar pensioen aan te vragen. Bij aankomst in december van dat jaar, bemerkte hij dat de politieke omstandigheden radi- caal waren veranderd.

In plaats van pensioen aan te vragen trad hij in dienst van het Nederlandse leger. Reeds op 14 maart 1814 werd hij aangesteld als kapitein van het 3e Bataljon Nationale Militie bij het Wapen der Infanterie. Zijn moed tijdens de Slag bij Waterloo werd beloond met de, duidelijk zichtbaar op het door Cornelis de Cocq geschilderde portret, door Koning Willem I op 30 april 1815 ingestelde Militaire Willems-Orde. Tijdens de Belgische omwenteling was hij commandant van de forten Lillo en Liefkenshoek, waarvoor hij werd onderscheiden met het Metalen Kruis 1830-1831.

Op 14 juli 1839 werd hij bevorderd tot lt.-kolonel en benoemd tot “Plaatselijk Kommandant Venlo”. Bij Kon. Besluit van 21 oktober 1843 werd hij op de meest eervolle wijze uit zijn laatste betrekking ontslagen. Na zijn pensionering mocht Frans Herckenrath zich een maand later kolonel noemen. Deze titulaire rang werd hem toegekend op grond van:


“wegens zijne langdurige trouwe diensten, den rang van kolonel werd verleend en het voortdurend dragen van de uniform van het wapen der infanterie vergund”.


Frans Herckenrath overleed in zijn woonplaats Venlo op 21 februari 1852 en werd vrijwel direct na zijn overlijden bijgezet in de grafkelder van de familie Herckenrath gelegen achter de Rijnweg te Monster.