Burgemeester H.C. Waldeck omstreeks 1872.
Burgemeester H.C. Waldeck omstreeks 1872. (Foto: archief Loosduins Museum)

Waar komt de naam Waldeck vandaan?

Piet Brak duikt voor deze krant regelmatig in de archieven van het Loosduins Museum. Dit keer staat hij stil bij de vraag hoe woonwijk Waldeck aan haar naam is gekomen. 

Die naam grijpt terug op een voorname familie in Loosduinen. Het mannelijk hoofd van deze familie was zelfs 22 jaar burgemeester van het zelfstandige dorp. Hoe kwamen de Waldecks in Loosduinen terecht en hoe kwam het dat zij daarbinnen een dominante positie innamen? De wortels liggen in Duitsland, in het stadje Immenhausen in de deelstaat Hessen. De vader van Hubertus Cato trouwde in 1795 met de Haagse Anna Maria Mondt. Uit dat huwelijk werden negen kinderen geboren. Hubertus was de jongste. Hij kwam op 26 maart 1811 ter wereld. Het gezin woonde op de Beestenmarkt en de Brouwersgracht in Den Haag. Al op 15-jarige leeftijd - in 1826 was dat dus - was Hubertus Cato werkzaam bij de Algemene Rekenkamer. In 1828 stapte hij over naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en wel in de rang van adjunct-commies. Maar Hubertus moet over hogere idealen en aspiraties hebben beschikt. Zo vocht hij als vrijwilliger in het Nederlandse leger tegen de vrijheidsbeweging in de zuidelijke Nederlanden - de Belgische Opstand. In 1835, trouwde hij met Clara Adriana van der Gaag - Loosduinser kan de naam van zijn vrouw bijna niet klinken. Op 29-jarige leeftijd solliciteerde hij al naar de in 1840 vacant gekomen functie van burgemeester van Loosduinen. Die baan ging aan z'n neus voorbij, omdat de Minister van BIZA Johannes M Janszen in die functie benoemde. Pas in 1850 sleepte hij dan toch die baan in de wacht. Maar liefst 22 jaar oefende hij de functie op uitstekende wijze uit. Hij zou dat zelfs langer hebben gedaan als hij in 1872 niet een optocht van de 'Protestanten' ter gelegenheid van de 300-jarige herdenking van de inname van Den Briel op 1 april 1572 door de Geuzen, had verboden. Dat feest werd door de Loosduinse Rooms-Katholieken niet op prijs gesteld, maar was hij niet juist met behulp van dat Katholieke volksdeel gekozen tot lid van de Provinciale Staten? Gevolg! Rellen en opstootjes tussen beide geloofsgemeenschappen. Veldwachters en de marechaussee moesten eraan te pas komen om de rust te herstellen. Maar het kwaad was geschied. Minister van Binnenlandse Zaken, Thorbecke was dat, beval hem in een brief zijn ontslag te vragen. Koning Willem III ging daarin mee: Hubertus C. kon per 15 april 1872 zijn ambtsketen aan de kapstok hangen. Hij zou 'm later verkopen aan het gemeentebestuur van Loosduinen voor f.22.- Een jammerlijk slot van een overigens uitstekende ambtsperiode. Via zoon Pieter, later nog gemeenteraadslid van Loosduinen, kwam de familie in bezit van veel telersgrond in de duinstreek 'de Geest' nu de woonwijk 'Waldeck' geheten. En zo krijgt alles een stukje geschiedenis.