De moderne ambulancezorg is meer prehospitaalzorg”, aldus Wijten
De moderne ambulancezorg is meer prehospitaalzorg”, aldus Wijten (Foto: Politie.nl)

Personeelstekort speelt ambulancezorg parten

Algemeen

“Ik ben trots op het bedrijf en wat mijn mensen presteren op de weg. Maar wij moeten wel in een tempo door blijven ontwikkelen om de zorgvraag te kunnen blijven bijbenen. En dat is meer dan een uitdaging.”

Chrit Wilshaus

Dat zei Arie Wijten, sinds zes jaar directeur van Ambulancezorg Rotterdam-Rijnmond (ARR), aan het begin van een thema-avond over deze vorm van zorg. Het grootste probleem waar hij mee geconfronteerd wordt, is de stijgende zorgvraag in relatie tot de krapte op de arbeidsmarkt. Of zoals hij het uitdrukte: “Ik heb drie problemen: personeel, personeel en personeel. Dat is een bijna niet te nemen horde meer met de huidige arbeidsmarkt. Het is niet dat ze niet bij mij willen werken, maar ze zijn er niet.” Vooral het groot tekort aan verpleegkundigen heeft grote gevolgen voor de ambulancezorg, benadrukte Wijten, die verder aangaf dat dit niet voor chauffeurs geldt; die zouden er genoeg zijn.

Toename
Belangrijke thema’s voor de ARR, die inmiddels deel uitmaakt van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR), zijn onder meer het effectiever inzetten van schaars personeel en het herijken van de opkomstlocaties. Dat laatste is noodzakelijk, aldus Wijten, vanwege de sterk gestegen zorgvraag. Landelijk wordt rekening gehouden met een toename van het aantal ambulanceritten per jaar met vier procent tot 2030. Meer cijfers. In 2020 bedroeg het aantal ritten in de regio 114.000 waarvan 85.000 spoedritten (A1 en A2). In Maassluis bedroeg het aantal spoedritten dat jaar ongeveer 1500. Voor 2021 waren de cijfers respectievelijk 121.000 en 92.000 en in Maassluis 1600. En vorig jaar: 131.000, 103.000 en in Maassluis circa 1730. Waarom het aantal ritten zo toeneemt, kon Wijten Lisette Petronilia (VSP) niet zeggen.

Proef
Volgens Wijten zet de ARR in op het effectiever inzetten van zorgpersoneel. Een nieuwe ‘urgentie-indeling’ moet ervoor gaan zorgen dat schaarse professionals effectiever worden ingezet. Dat houdt ook in dat bepaalde eisen om bij de ambulancedienst te kunnen werken zijn ‘bijgesteld’. Overigens zonder dat dit ten koste zou gaan van de kwaliteit van de dienstverlening. Een voorbeeld daarvan is de proef die is gestart met het (begeleid) inzetten van niet-verpleegkundig centralisten (telefonisten) op de meldkamer. “Zij kunnen terugvallen op een medische achtervang.”

Mobiele ziekenhuizen
Wijten vertelde af te willen van de 15-minutennorm, die volgens hem medisch niet onderbouwd is maar logistiek: hoeveel ambulances zijn er nodig om overal binnen die tijd ergens te kunnen zijn? “De norm, die geen enkele relatie met de medische zorg heeft, is een eigen leven gaan leiden en hoorde bij de ouderwetse ambulancezorg. De moderne ambulancezorg is meer prehospitaalzorg”, aldus Wijten, die er verder op wees dat ambulances tegenwoordig eigenlijke rijdende ziekenhuizen zijn. “In 80 procent van de gevallen halen we de 15-minutennorm overigens wel; gemiddeld zijn we er in 12 minuten.” Maar waar kun je de kwaliteit van de ambulancezorg dan wel aan afmeten? Volgens Wijten aan de hand van 26 kwaliteitsnormen. Zoals bereikbare en beschikbare zorg, professionaliteit, samenwerken met partners binnen het domein acute zorg en openbare orde en veiligheid en continu verbeteren. Wijten vertelde de aanwezige raadsleden trouwens dat 112 vaak gebeld wordt terwijl dat eigenlijk niet nodig is. “Vijftig procent van de mensen die om een ambulance bellen, hebben er geen nodig!”

Zelden
Wijten ging ook in op het verschil tussen opkomst- en postlocaties en dat met politie en brandweer wordt samengewerkt bij hartfalen omdat deze hulpdiensten eerder ter plaatse kunnen zijn om eerste hulp te verlenen. Dit in afwachting van de ambulance, als dat nodig is. De ambulanceposten zijn volgens Wijten maar zelden bezet omdat ziekenwagens eigenlijk altijd onderweg zijn; afspraak daarbij is dat altijd de dichtstbijzijnde ambulance naar een melding rijdt. De ARR kijkt hoe de posten het best verdeeld kunnen worden in de regio. Daarbij is de locatie van doorslaggevend belang. Een aantal veranderingen heeft al tot resultaten geleid, stelde Wijten.

Slimme meetmethodes
Gedurende zijn presentatie, waarbij ook burgemeester Edo Haan aanwezig was als toehoorder, stelden verschillende raadsleden al (verduidelijkende) vragen. Maar ook aansluitend was daar gelegenheid voor. Zo was Mehmet Çiçek (CDA) benieuwd hoe het zit met de slimme meetmethodes die de ARR gebruikt. Uit het antwoord van Wijten viel op te maken dat een module bij het systeem nog niet goed genoeg werkt. “Die voorspelt de volgende rit op basis van statistische gegevens. Dat helpt ons bij het verspreiden van de ambulances over de regio. Momenteel experimenteren we daarbij met kunstmatige intelligentie.”

Niet onze vrienden
Astrid van der Houwen (ChristenUnie-steunraadslid) vroeg naar de rol van de zorgverzekeraars waar ze, zonder dat verder toe te lichten, zo haar gedachten bij zei te hebben. Wijten reageerde met te zeggen dat zijn gevoel niet altijd positief is over de zorgverzekeraars die de ARR financieren. “De zorgverzekeraars zijn niet onze vrienden. Zij kopen zorg in. Iedere jaar moeten we met hen een zorginkoop-overeenkomst afsluiten. Op 1 januari wil ik graag weten wat mijn budget is maar het is wel gebeurd dat onderhandelingen zo ingewikkeld waren dat ik het pas anderhalf jaar daarna wist.” Overigens is geld niet het grootste probleem van Wijten maar vooral handen van verpleegkundigen om dat werk uit te kunnen voeren.

Geen verkeersdrempels
Jesse de Jong (D66) wilde weten wat de gemeenteraad kan doen om mensen te informeren wanneer ze wel en niet 112 voor de ambulance moeten bellen. Wijten had daar niet direct een antwoord op maar gaat het wel bespreken met zijn communicatieafdeling. “Maar wat kunnen we dan wel doen”, wilde Sandra Vreugdenhil (VVD) weten. “Hoe kunnen we u helpen dat we hier in de buurt een ambulancepost krijgen?” Wijten: “Niet veel direct, of het moest zijn geen verkeersdrempels meer aanleggen en krappe rotondes. Maar een ambulancepost heeft geen zin als ik daar geen personeel voor heb.” Tot slot kreeg Bert de Reuver (D66-steunraadslid) te horen dat een traumahelikopter wordt ingezet om een arts naar een plaats van een ongeval te brengen en zelden om een slachtoffer naar een ziekenhuis te brengen, uitzonderingen daargelaten. “Over we weg gaat dat vaak sneller.”