Nico Ouwehand stopt als tentoonstellingsmaker bij het Nationaal Sleepvaartmuseum maar blijft er wel aan verbonden. Bijvoorbeeld als rondleider.
Nico Ouwehand stopt als tentoonstellingsmaker bij het Nationaal Sleepvaartmuseum maar blijft er wel aan verbonden. Bijvoorbeeld als rondleider. (Foto: CW)

Tentoonstellingsmaker Nico Ouwehand stopt er na 42 jaar mee

Algemeen

Nico Ouwehand kijkt met genoegen terug op 42 jaar wisseltentoonstellingen samenstellen voor het Nationaal Sleepvaartmuseum. De vorige week zaterdag geopende expositie Bouwen voor het buitenland was zijn laatste.

Chrit Wilshaus

“De reden voor mijn laatste tentoonstelling is dat ik wil dat de verhouding van het Sleepvaartmuseum met de Nederlandse werven intensiever wordt. Want die werven zijn in financiële zin belangrijk voor ons als museum. Ook zitten vertegenwoordigers van deze bedrijven in onze Raad van Toezicht maar ik wil graag meer respons. Van sommige van die werven zijn gedenkboeken uitgegeven en daar heb ik uit geput voor deze expositie. De scheepsbouw is altijd een cyclische bedrijfstak geweest. Voor deze expositie heb ik meer dan het gemiddelde researchwerk gedaan; het heeft me veel tijd gekost. Want ik moest natuurlijk al de werven benaderen, moest materiaal verzamelen en reproduceren. Maar ook zorgen dat er scheepsmodellen kwamen die daarbij pasten.” Zo bleek er in Duitsland een model te staan van de Ferdinand Verbiest. “In eerste instantie zocht ik via de mail contact; de man die dat model had gemaakt was lid van een modelbouwclub maar, kreeg ik te horen, was waarschijnlijk niet geïnteresseerd om dat model tijdelijk af te staan.” Nico nam daar echter geen genoegen mee, pakte de telefoon en kreeg de man te spreken die er over ging. Die vertelde hem dat het model door zijn vader was gemaakt en dat hij hem het nog wel eens wilde vragen. Een mail met foto’s van de opstelling in het National Schleppermuseum, zoals het museum in het Duits heet, deden de man uiteindelijk toch besluiten het model in bruikleen af te staan. “Duitsers zijn erg gevoelig voor officiële zaken.”

Research
Een expositie begon altijd met een idee. Op allerlei manieren kwam Nico onderwerpen op het spoor voor exposities. Dat vereiste veel onderzoekwerk. “Er zijn jaren geweest dat ik de research alleen heb moeten doen. Wel kon ik vragen of medewerkers dingen voor mij wilden doen. Dat bleef zo totdat Hans de Klerk mij tien jaar geleden kwam helpen. Hij heeft op onderzoeksgebied ook het nodige gedaan. Onderzoek voor een tentoonstelling kostte in de beginjaren, nog zonder internet, veel tijd. Dan moest je naar bibliotheken. Ook heb ik interviews gehouden met mensen die erbij betrokken waren geweest; die leefden toen nog. Dat was wel heel prettig. Bijvoorbeeld Teun Kalkman, die was machinist geweest en zijn vader kapitein. Die man had een fotografisch geheugen. Dat hielp ontzettend. Hij kon zeggen: Je moet op pagina 396 van het Zeewezen kijken rechts bovenaan. Dat was ideaal. Hij stond ook bekend onder zijn bijnaam: de computer. Ik heb nog steeds contact met zijn dochters.”

Brochure
Bij nagenoeg iedere wisseltentoonstelling maakte Nico een zgn. tentoonstellingswijzer van vaak 24 pagina’s. Bij zijn laatste expositie, die heel divers is, is daarom een brochure van zelfs 40 pagina’s verschenen. Boskalis zorgde ervoor dat de brochure ook daadwerkelijk kon verschijnen. Daarnaast schreef Nico Ouwehand verschillende boeken over de sleepvaart.

Ideeën
“Ik begrijp heel donders goed dat als je dit wil continueren, je erin moet groeien; het is niet iets om er maar even bij te doen.” En je moet iets met sleepvaart hebben. “Daarom heb ik er ook een paar boeken over geschreven. De toekomst van het museum zal anders zijn. De generatie die betrokken is geweest, bij de opbouw van de Nederlandse sleepvaart, sterft langzaam uit. Dat is een gegeven. Net als dat de bezoekerspopulatie verandert. Over eventuele toekomstige ontwikkelingen heb ik wel ideeën.” Nico blijft trouwens bij het Sleepvaartmuseum betrokken. In de eerste plaats als secretaris van de Raad van Toezicht en in de tweede plaats als adviseur. “Maar ik ga geen ongevraagd advies geven.” Ik blijf interesse hebben voor de sleepvaartmaterie en blijf dan ook fotograferen.” Ook wil hij zijn kennis graag overdragen aan anderen en rondleidingen in het museum gaan geven. “Iedere rondleiding zal anders zijn en zal ik afstemmen op de bezoekers voor wie ik het doe.”

Wil wel helpen

Nico kwam in 1980, een jaar nadat de deuren voor het publiek waren opengegaan, bij het museum. “Vóór mij maakten de heren Priester en Roest de tentoonstellingen. Zij hadden zich ten doel gesteld om iedere drie maanden een wisseltentoonstelling te maken, maar dat bleken ze toch niet voor elkaar te krijgen.” En dat niet alleen, ze besloten zelfs om er helemaal mee te stoppen. “In die tijd”, gaat Nico verder, “werd ik gevraagd om penningmeester van het museum te worden omdat ik toen administrateur was. Maar dat wilde ik niet, heb ik ze laten weten, omdat ik al de hele dag met cijfertjes bezig was. Maar, zei ik, ik wil wel helpen exposities te maken, niet wetende dat die twee hadden afgehaakt. Het toenmalige bestuur zag dat wel zitten en samen met Koos Toussaint ben ik indertijd begonnen. Als eerste besloten we om niet iedere drie maanden maar ieder half jaar een nieuwe wisseltentoonstelling in te richten. Een doelstelling die al behoorlijk ambitieus was. Samen hebben wij dat meer dan tien jaar gedaan. Na het overlijden van Koos hebben verschillende personen mij geassisteerd.”

Agfa Clack
Nico heeft altijd belangstelling gehad voor de sleepvaart. “Dat komt ook omdat mijn vader bij de havendienst Spido werkte. In de vakanties voer ik mee op die rondvaartboten en maakte met mijn Agfa Clackcamera foto’s. De negatieven van de foto’s die ik destijds maakte, heb ik nog steeds. Maar ook bijvoorbeeld de tewaterlating van de Rotterdam, die nu op Katendrecht ligt, legde hij vast. Maar beroepsmatig in de scheepvaart actief worden, kwam nooit in hem op. “Mijn vader wilde zelf een administratiekantoor beginnen, alleen was hij verbaal niet zo sterk. Daarom stelde hij voor dat we dat samen zouden doen.” Zijn vader had bedacht alvast te beginnen terwijl zijn zoon Nico voor account studeerde. Maar die had daar bij nader inzien geen zin in en ondertussen verkering gekregen en hele andere plannen: een huis zoeken en een commerciële baan. Zo belandde hij in eerste instantie in de koffie- en later in de graanhandel. Zijn belangstelling voor de sleepvaart bleef.

Schoenendoos
“Toen ik in Maassluis kwam te wonen, lag het voor de hand dat ik meer aandacht kreeg voor sleepboten. In de begintijd van het museum hadden we weinig tot niks. Op een schoenendoos met foto’s op briefkaartformaat na dan. Samen met Koos ben ik indertijd begonnen met het museum een eigen collectie te geven. Wat daarbij hielp was dat ik een doka (donkere kamer, red.) had, zodat ik foto’s kon afdrukken.” Langzaam maar zeker groeide de fotocollectie. Ook door contacten in de sleepvaartwereld.