Vlaardinger Kors Voorbach maakte als kind de Hongerwinter mee en is daar ondanks de ontberingen wel door gevormd.
Vlaardinger Kors Voorbach maakte als kind de Hongerwinter mee en is daar ondanks de ontberingen wel door gevormd. (Foto: Peter Spek)

De herinneringen van Vlaardinger Kors Voorbach aan de Hongerwinter

Algemeen

Rond deze tijd van het jaar moet Vlaardinger Kors Voorbach altijd terugdenken aan de Hongerwinter, de winter in bezet Nederland van 1944 tot 1945 met een grote schaarse aan voedsel en brandstof. Minstens 20 duizend mensen kwamen om het leven door honger en kou. Ook in Vlaardingen werd met man en macht en met gevaar voor eigen leven allerlei trucjes uitgehaald om de Duitse bezetters om de tuin te leiden om zo in het bezit te komen van het noodzakelijke voedsel.

Door Peter Spek

Kors Voorbach kan er nu, na 78 jaar, vrij over praten. “Meestal wordt een kind dat vlak voor of in de oorlog geboren is als een soort van zielig en misdeeld genoemd, maar ik wil zeggen dat dit allemaal best wel mee valt, uitzonderingen daargelaten natuurlijk. Ik ben zo’n kind”, begint Kors Voorbach zijn bijzondere verhaal.

Creatief

“Mijn besef van mijn jeugd begon eind 1944 met de Hongerwinter voor de deur.

Als je eens wist hoe creatief ouders werden in zo’n toestand en dingen bedachten hoe je het gezin bij elkaar en gezond kon houden, is heel bijzonder. Wij hadden het echt niet breed, mijn vader werkte op de werf van De Jong aan het eind van de Hoflaan als scheepstimmerman in het onderhoud van kleine schepen zoals loggers en sleepboten of een Duits schip, want die waren nog steeds de bezetter van ons land.

De Duitsers liepen daar wel met geladen wapens de boel te verdedigen

Toen de nood echt aan de man kwam werd er hier en daar toch voor de nodige dingen, zoals hout en kolen voor de kachel, gezorgd. Dat kostte hier en daar in Vlaardingen wel een boom uit een straat en zakken kolen uit de kuilen bij de scheepswerf van HVO waar met doodsverachting door mijn vader, want de Duitsers liepen daar wel met geladen wapens de boel te verdedigen, in de nacht wat zakjes kolen werden meegenomen.

Suikerbieten

Als de verlichting in de avond uitviel, herinnerde ik mij, werd er met een fiets die omgekeerd werd met een dynamo op het achterwiel al draaiende toch nog voor wat verlichting in huis gezorgd. Het eten werd steeds schaarser. Mijn moeder was druk in de weer met de suikerbieten om daar een beetje bietenstroop uit te krijgen of het bakken van bietenkoekjes. Om op krachten te blijven kregen wij bij de gaarkeuken in de gymzaal van de Cornelis Houtmanstraat een soort van soep en dan was het achteraf voor ons als jongens de gamellen uitlikken en dat smaakte onder die omstandigheden als een heerlijk maal en als je thuiskwam had je moeder van bieten en illegale aardappelen een heerlijk hoofdmaal gemaakt. 

Via de Internationale Kinder Bescherming kregen wij op school aan de Binnensingel pap en daar knapte je wel van op. Toch was je na enkele maanden aardig aan de magere kant en kregen mijn oudere broer en ik de mogelijkheid om bij verre familie in het reeds bevrijdde Waalre in Brabant te gaan logeren om aan te sterken. Ik kreeg heimwee naar mijn ouders en zag kans terug te keren. Als afsluiting van alle ellende die wij meegemaakt hadden, kwamen de Engelse bevrijders met de trein langs de Spoorsingel en kregen wij chocola.”