De gevreesde paalworm, met op de achtergrond de aangetaste beschoeiingen.
De gevreesde paalworm, met op de achtergrond de aangetaste beschoeiingen. (Foto: aangeleverd)

Watersnood in Enkhuizen

Dit jaar herdenken we de overstroming van 1953. In de jaren 70 van de 18de eeuw was er in Enkhuizen ook sprake van watersnood. In ons archief bevinden zich drie blokboeken die deze rampen beschrijven: 'Bespiegeling over Neêrlandsch Waternood Tusschenden XXISTEN én XXIISTEN november MDCCLXXVI.'

De overstromingen in Enkhuizen werden veroorzaakt door het slechte weer, maar ook door de paalworm. Die worm kan wel 60 centimeter lang worden, hij boorde zich door dijken, beschoeiingen en schepen. Het was een kostbare zaak om de dijken te beschermen, ze moesten vervangen worden door grote keien, en die waren duur. De schade van die paalworm was voor Enkhuizen desastreus. Hieronder volgt een passage uit één van de boeken:


“Het water is, op 2 en I half duim na, zo hoog geweest als voorleden Jaar;….. Een onzer buiten Dyken, gelegen binnen de Stads Poorten, voor de Zoutketen, dreigde op vier plaatsen door te breeken;….. Eene algemeene verwarring heerfte, op dit gezicht, onder de Ingezeetenen; de bewooners van het laage gedeelte der Stad, werden nu genoodzaakt, met verhaasting, ter berging van goed en leven, naar hunne zolders, en vlieringen, de vlucht te neemen;….. Den armen burgeren van het Noordeinde, die al in den vooravond, in de hoogte, hun veiligheid gezogt hadden, dreigde nu een tweede, merklyk grooter, gevaar, namentlyk van met huis en goed, naar zee te zullen wegfpoelen…… het was eene nieuwe doorbraak in den dyk, by de wester timmerwerf. 


Nu ftond men, en met reden, red- en raadloos;….. Verfcheiden fchepen werden uit hunne legplaatfen geheeven en op de wallen gezet; eene opgeflagen loots, met al het daar in zynde gereedfchap, fpoelde weg, zonder dat ‘er iets van over bleef…... Dus de kunde bedagt werd, om in zekere plaats, het oorgat geheeten, waar door ’t water zyn loop heeft, eer het in de buizenhaven komt, een sterken dam te maken; ten welken einde men, dwars door ’t even gemelde oorgat, een buis en een tjalk, geladen met keyfteen, liet zinken, wordende hier tegen aangewerkt, met hooi, ftrooi, riet, planken en zeilen. Tot ’t aanbrengen van deeze noodige behoeftens, leende groot en klein gewillig de handen…. zag men nergens met meerder gewilligheid aanbrengen, dan hier….. Befluitloos zynde, ontftak men noodvuren, om daar door ten minste kennis te geven, hoe onherftelbaar het ‘er uitzag.


Het Onnoemelyk aantal fteenen, die zo nuttige behoedmiddelen, voor onze dyken, die glooijinswyze daar aan gelegd, de woede der golven doorgaans zo zagtjes afvoeren, lagen als een verwarde hoop onder een, en dezelver plaatfen zag men met oude en weggefpoelde planken alsmede met verfcheide wrakken van verbryzelde fchepen, aangevuld….Bij ENKHUIZEN, is een Convoyer der Haringbuizen verongelukt. Het volk dat daar op was, uit 32 perfoonen beftaande, is op zes na gered."

Ingezonden door:


Tejo Teunen,


Archiefcollectief Vereniging Oud Enkhuizen.