Door Britt Planken
Door Britt Planken (Foto: foto: privé)

Column van Britt Planken deze week: Lichtjes

Column

Vanuit mijn kamer in het Sophia Kinderziekenhuis zie ik hetzelfde uitzicht als mijn vader vanuit zijn kamer in het Rijndam zag, maar dan van de andere kant. Toevallig dat de gebouwen waarin we allebei tot stilstand zijn gebracht tegenover elkaar liggen. Als hij nog had geleefd, en daar nu nog was geweest, hadden we ‘s nachts misschien met lichtjes naar elkaar kunnen seinen. We hadden het vast en zeker geprobeerd. 

        Mijn lijf is opgezwollen door de zwangerschapsvergiftiging en mijn eigen sokken knellen mijn voeten af. Dus trek ik mijn vaders overbodig geworden sokken over mijn dikke voeten, zijn nog nieuwe joggingbroek over mijn opgezette benen en zijn t-shirt over mijn zwangere buik, gewoon omdat ik het heel fijn vind om zijn shirts te dragen. Terwijl ik naar dezelfde gebouwen in het donker staar als zijn verdwaalde ogen zo vaak gedaan moeten hebben, herinner ik me een moment waarop hij dit shirt droeg. Ik voel druppels over mijn wangen rollen en hap naar adem. Het overvalt me in deze kamer zoveel vaker dan ik de afgelopen twee maanden kon toelaten. Mijn vader is dood. Opeens doodgegaan terwijl ik vier maanden zwanger was van zijn eerste kleinkind. Ik had een voorgevoel dat hij de geboorte niet zou meemaken. Soms probeerde ik dat met mensen te delen, maar onheilspellende voorgevoelens wil niemand horen. Net zo min als ik van mijn vader wilde horen dat het leven zo niet meer hoefde. Kleinkind of niet, hij kon zijn nieuwe, beperkte leven niet accepteren. Egoïstisch vond ik dat. “Wil je dan liever dat ik ongelukkig ben?”, vroeg hij steeds. Iedereen deed z’n best om m’n vader te overtuigen dat een ander soort leven ook geluk kon brengen. We bedachten en kochten van alles, want wat moet je anders? Maar vrijheid en autonomie waren te belangrijk voor hem. Ik heb mijn vader zoveel gegund wat ik nooit tot bloei heb zien komen, dat ik intens dankbaar ben dat zijn einde wel aan zijn wens voldeed. Plots een hartaanval. Geen pijn. Kaarsje uit. Mijn moeder was bij hem. Twee ambulancemedewerkers stonden er verslagen naast. Niet reanimeren. Nee echt niet. Toen ik eenmaal bij zijn dode lichaam was, pakte ik zijn hand en legde die op mijn buik. ”Wil jij zijn beschermengel zijn, papa?” Een dag later kreeg ik in het ziekenhuis te horen dat mijn baby extreem te klein is. Van ziekenhuis in en uit met mijn vader ging mijn moeder meteen door met hetzelfde voor mij. Nu ben ik al twee weken opgenomen. Ik kijk naar de lichtjes die langzaam doven in de gebouwen. Mijn vader kon nog steeds zien, maar focuste vooral op de vlekken in zijn beeld. Ik wilde hem zo graag een breder perspectief bieden. Op een mooie winteravond in de achtertuin wees ik naar de hemel. “Kan je de sterren nog zien, pap?” Hij tuurde omhoog en was even stil. “Ja, die wel.”