Afbeelding
(Foto: )

Column Het Schiedam van Kor Kegel: Harr gaf spoedcursus binnenstad

Nieuws

Kor Kegel

Het overlijden van Harr Wiegman voert me onwillekeurig terug naar september 1973. Het was op maandag 20 augustus dat ik voor het eerst het draaitrappetje afliep naar de redactie van de Schiedamsche Courant, gevestigd onder een boekwinkel naast café ’t Vierkantje. Zeven weken was ik bij de Haagsche Courant klaargestoomd op de stadsredactie, de kunstredactie, de sportredactie, de fotoredactie en de redacties binnenland, buitenland en economie en toen werd ik op Schiedam losgelaten. Daar was ik geboren en opgegroeid, maar ik kende alleen de Gorzen, waar mijn vier grootouders woonden, en het Westen, waar ik op de KivéVa-kleuterschool en de Dr. J.Th. de Visserschool had gezeten. Omdat ik daarna naar het Groen van Prinstererlyceum in Vlaardingen ging, had ik niet veel kennis opgedaan van de Schiedamse binnenstad.

Dat vertelde ik Harr Wiegman, een van mijn eerste contacten in Schiedam. Zoals ik in Den Haag een spoedcursus journalistiek had gekregen, zo gaf Harr me een spoedcursus Schiedam-Centrum. Dagenlang liepen we door de binnenstad en de Brandersbuurt. Hij stelde me voor aan ondernemers en cafébazen en vertelde bijzonderheden over monumenten, sloopplannen, gemeentelijke besluitvorming en noem maar op. We werden goede vrienden en ook later, toen de Schiedamse redactie in 1980 naar Vlaardingen verhuisde en ik in 1989 politiek redacteur van het Rotterdams Dagblad zou worden, bleven we elkaar ontmoetten, bij voorkeur in de horeca.

Dan liepen we vaak nog een stukje op. We kwamen een avond over de Hoogstraat, ik met de fiets aan de hand, toen we een tientje op straat zagen liggen, aan de andere kant van de fiets dan waar ik liep, dus Harr had het eerder te pakken. Dikke lol. De volgende avond trakteerde hij.

Als ik nu het Schiedam van vijftig jaar geleden voor me zie, zit daar overal wel Harr Wiegman in. De Quibus was er nog niet, maar hij leerde me cafés kennen waar ik uit mezelf niet zo gauw was gekomen en die je toch zeer Schiedams kon noemen, volkscafés, bruine kroegen. Ze zeggen dat kappers altijd alles weten van de hele stad, maar ik merkte dat kasteleins nog beter de mensen kennen.

Jan Schaper hield audiëntie in het Zakkendragershuisje. De distilleerderijen van Rijnbende en Piet van Gent waren nog niet gesloopt. In de Goudsbloem waren jongeren ijsselsteentjes aan het schoonbikken. De krakers zouden bezit nemen van de Laan en de Roosbeek en omgeving. Welke herinnering ik ook de revue laat passeren, steeds kom ik Harr tegen, zoals duizenden Schiedammers regelmatig Harr op straat tegenkwamen, want hij was vast onderdeel van het stadsbeeld – een terechte constatering van burgemeester Cor Lamers.
Ik ben blij met al die herinneringen.