René, Gerard en Willem vertellen graag wat er zo mooi is aan de kolfsport.
René, Gerard en Willem vertellen graag wat er zo mooi is aan de kolfsport. (Foto: AGHeeremansPhotography)

Willem, Gerard en René breken een lans voor kolven

Algemeen

ZUID-SCHARWOUDE -  Kolven is een mix van gezelligheid en sportiviteit, dat last heeft van een serieus imagoprobleem. Iets wat fanatieke beoefenaars Willem Glas, René Weel en Gerard de Jong erg jammer vinden en eigenlijk niet begrijpen. “Het is gewoon hartstikke mooi om te doen.”

‘Je leert het zo, maar je kan het nooit’

“Kolven is onlosmakelijk verbonden met Langedijk, het is onderdeel van onze cultuur. Bij veel spelers gaat het van vader op zoon over, zo ook bij mij.” René laat een map met krantenknipsels zien, bewaard door zijn moeder, waarin zijn vader Gerard (Gerrit) Weel diverse keren wordt genoemd en op foto’s prijkt. Kolven was toen ‘hot’, bijna wekelijks werd er in de lokale media over bericht en namen als Piet Woestenburg, Jaap Beers en Jan Vaartjes haalden regelmatig de krant. De oer-Hollandse sport dreigt vandaag de dag steeds meer in de vergetelheid te raken. Gelukkig wordt de kliek (het slaghout) af en toe door nieuwe aanwas opgepakt. Waaronder René.

“Helaas overleed mijn vader al op 52-jarige leeftijd aan een hartstilstand. Ik was toen een jaar of dertig en totaal nog niet geïnteresseerd in de kolfsport.” Dat duurde ook nog wel even want inmiddels is René 54 jaar oud. “Maar ik ben ‘om’. Ik vind het een machtig mooi spelletje. Ook al is het veel moeilijker dan je denkt. Ik heb nogal eens de neiging om te hard te slaan, terwijl je toch de punten scoort op techniek.” René speelt met de kliek van zijn vader. “Die stond na mijn vaders overlijden bij mijn moeder in een hoek van de slaapkamer, inmiddels meer bedoeld om inbrekers mee weg te jagen dan om mee te kolven”, lacht hij. “Ik vind het wel mooi dat ik er nu weer mee speel, dat zal die ouwe wel hebben aangestaan.” 

Willem, die al vanaf zijn 21ste verknocht is aan de kolfsport, is ooit in de kolfsport geïntroduceerd door zijn oom. Neef Moos is ook een fanatieke kolver. Willem speelt eveneens met de kliek van zijn vader, diens rubberen bal (gummibal) - zowat een museumstuk - heeft hij in bruikleen gegeven aan Gerard. Piel vat het spel nuchter samen: “Je leert het zo, maar je kan het nooit. Net als je denkt dat je de slag te pakken hebt, bak je er een volgende keer weer helemaal niks van. Dat ligt aan allerlei factoren, en soms zelfs aan de waan van de dag. Ik speel het al vijftig jaar en begin nu een beetje de slag te pakken.” 


René in actie. AGHeeremansPhotography

Gerard (51) had wat beginnersgeluk maar belandde daarna meteen in een dip. “Ik moest met enige overtuigingskracht worden overgehaald om mee te doen. Ik zat hier elke donderdag aan een biertje, onder andere met mijn vriend René, gewoon voor de gezelligheid. maar vanuit de zaal werd herhaaldelijk aan ons gevraagd of we niet een keer mee wilden spelen. Aangezien het biljart er niet meer staat, wat we eerder graag deden op deze avond, besloten we in oktober jl een keer mee te doen. Om van het gezeur af te zijn.” Dat beviel goed, vooral de combinatie van sport/spel met gezelligheid. “De enige sport waar je tijdens het spelen gewoon bier kan drinken. Alleen wel jammer dat we tegenwoordig buiten moeten roken”, wordt er door de mannen gegrapt. De meeste kolfverenigingen noemen zich sociëteiten, zo ook in dit geval, want naast een sport is kolven dus met name een sociale bezigheid. Op een gemiddelde kolfavond bevinden zich zo’n twintig aanwezigen, waarvan er steeds drie in de baan lopen om het spel te spelen. De anderen kaarten, volgen het spel of praten met elkaar. “Er is geen concurrentie onderling, kolvers applaudisseren voor elkaar en als beginner word je aan alle kanten geholpen en aangemoedigd”, vertelt Gerard. “Maar sommigen leren het nooit hoor”, vult Willem droogjes aan.


Net als je denkt dat je de slag te pakken hebt, ben je het weer kwijt. - AGHeeremansPhotography

Naast de sociëteit Op Maat waar Willem, René en Gerard spelen, met als basis de kolfbaan van De Roode Leeuw, wordt er ook gespeeld in De Heerlijkheid en in De Schelvis. Sommige sociëteiten spelen overdag, anderen ‘s avonds en er zijn ook damesclubs. Wat ze allemaal gemeen hebben is dat er bij elke sociëteit nieuwe aanwas van leden wordt toegejuicht. De sport kent een stoffig imago van oude mannen bezigheid, en dat is eeuwig zonde vinden ze. “Er zijn weinig jonge mensen die gaan kolven, terwijl de spoeling van nu steeds dunner wordt. We moeten er dus voor zorgen dat er nieuwe aanwas komt. Ook mensen uit Heerhugowaard zijn van harte welkom. Keuze genoeg, al is het bij ons wel het gezelligst. Kom een keer sfeerproeven. Je bent niks verplicht”, sluit Willem af.

(door Marsha Bakker)