Hannes Knoin in de Herenkamer.
Hannes Knoin in de Herenkamer. (Foto: Anne Smit)

Zolang Hannes Knoin een grappie vertelt komt het wel goed

Algemeen

WAARLAND - Hannes Knoin is een geboren en getogen Waarlander. Het Westfriese dialect stroomt hem door de aderen: “Ik vind het skôftig mooi”. Als kleine jongen droomde hij op school maar wat weg, hij werd een klas teruggeplaatst tot grote ergernis van zijn vader. Uiteindelijk heeft hij tot zijn zestien en een half jarige leeftijd op school gezeten. Hij ruilde school in voor verschillende banen, maar één ding bleef altijd hetzelfde: zijn Westfriese nuchterheid. ,,’t Wordt zoals je ’t maakt. Het is niet aars, maak je niet te druk.”

Hannes was een gematigde leerling

Hannes woont samen met zijn vrouw Pien in een klein, maar fijn oud huis met een bijzondere geschiedenis. “Vroeger woonden er in dit huis maar liefst zeventien kinderen. Je hebt de woonkamer van vier bij vierenhalve meter en een bijkamer tweeënhalf bij tweeënhalve meter. Het huis was van de familie van Cor Smit. Moeder Smit verklaarde de drukte in huis door te vertellen dat er toentertijd ‘nag gien bestrijdingsmiddelen’ waren. Een van de zoons van Smit heeft mij verteld dat zij hun moeder op een gegeven moment op handen droegen, en dan wel zo hoog dat vader er niet meer bij kon,” lacht Hannes. 

Piepen en kraken

“In 1919 is het huis gebouwd door aannemers Keet en Van der Gulik in samenwerking met de kerk. Het werd neergezet om mensen weer een beetje onderdak te kunnen bieden. In totaal zijn er drie van deze woningen gerealiseerd. Toen hoorde je de mensen niet klagen. De kleintjes zaten met een bord op schoot op wat bankies te eten. De grote kinderen konden aan tafel zitten.” Hannes is opgegroeid in deze woning en na een kort vertrek uit Waarland is hij er weer gaan wonen toen zijn vader overleed in 2003. “Mijn vader was 83 jaar en mijn moeder was al overleden. Pa huurde de woning van de woningbouwvereniging voor maar 53 euro per maand. De woningbouw had de handen van het onderhoud afgetrokken, het waren dus enkel administratiekosten. Toen mijn vader overleed werd het openbaar verkocht en hebben wij het kunnen kopen en verbouwen, maar we hebben altijd het oude in zijn waarde gelaten. Er is geen deur hier die goed sluit haha.” Knoin omschrijft het als een huis met een ziel. 

Hannes was in zijn jonge jaren een gematigde leerling. “Ik was zo snel afgeleid. Dat stond ook op elk rapport. Anderen hielp ik aan een acht en zelf haalde ik een zes. Mijn vader was razend dat ik van de tweede klas terug werd gezet naar de eerste. Daar maakte ik graag een grap over: kalm aan vader, als het nog eens gebeurt ben ik eerder van school af dan jij.”

Brede grijns

Hoewel hij de vogeltjes zag fluiten begon Hannes aan zijn carrière bij de gebroeders Stoop. Zijn vader was een oud-collega van deze mannen. Er werd een goed woordje voor Hannes gedaan en hij kon aan de slag. “Het was mooi daar. Ik sleutelde aan trekkers en verdiende 60 gulden per week. Het zou later wel meer worden, ik riep toen nog dat ik later dan wel terug zou komen. Natuurlijk ben ik gewoon gebleven.” Met plezier heeft hij bij Stoop twaalf jaar gewerkt. 

Er moest meer geld in het laatje komen en dus kreeg Knoin na wat wikken en wegen de kans om bij een een offshore dienstverlenend bedrijf in Den Helder te komen werken. Hij groeide door tot voorman werkplaats en daarna verkoper. Uiteindelijk werd hij zelfstandig projectmanager. Tien jaar heeft Hannes voor de politie gewerkt. “Ik moest weg, tot het bijna zo ver was en ik gebeld werd. Ze boden me toch een vast contract aan. Een grapje konden ze verwachten. Ik zei dat ik een dagje niks doen niet erg zou vinden, maar om daar nou mijn beroep van te maken? Helaas begreep de vriendelijke dame de grap niet,” vertelt Hannes met een grijns. “Een Westfries zoit wat er op z’n tong leit.”

Hannes omschrijft Westfriezen als gemoedelijke mensen. “Mensen denken wel eens dat het stug volk is, maar niets is minder waar. De humor is zo lekker droog en sappig. Je weet nooit welke kant het opgaat. In het dorp merk je ook dat als er wat moet gebeuren we zij aan zij staan. Het is allemaal met mekaar, dat past bij het Westfriese. Je let op mekaar zonder dat je bemoeiallig wil wezen.”

Gien Gehannes

Toen hij achttien jaar was kwam Knoin terecht bij het toneel. Dit heeft hij vijftien jaar gedaan. “Destijds had de carnavalsvereniging op zaterdagavond een bonte avond. Onderdeel van deze avond was ‘De Ton’ (praatton). Het was een competitie waarvoor je een verhaal maakte. Gerrie Volkers belde bij ons aan, ik woonde toen nog thuis. Hij zei dat ik mee moest doen met De Ton, dat was wel wat voor mij.” Zo gezegd, zo gedaan Hannes deed mee. Hij omschrijft het als een verhaal met veel onzin. Toch sloeg het aan. Hij won de prijs en moest het verhaal op nog twee plekken komen vertellen. “Elk jaar vroegen ze me weer terug. Op de 55+ middagen kwamen ook wel eens bekende artiesten. Er was iemand die bij een platenmaatschappij werkte. Hij maakte jaarlijkse dialect-lp’s. Ik werd gevraagd om een Westfries bandje op te nemen en in te zenden. Ik dacht, ‘t zal allemaal wel en vertelde de meneer dat ik het zou doen, ik deed het alleen niet.” De artiest van die middag liet het er niet bij zitten en belde Hannes op dat zijn collega nog steeds geen bandje ontvangen had. Hannes ging overstag en kwam terecht bij West-Friesland Plat. Het hele jaar door verzorgde hij optredens. “Uiteindelijk vormde ik samen met accordeonist en zanger Cees Oud het duo Gien Gehannes. Pien heeft hier ook veel in betekend. Inmiddels ben ik op sabbatical.” 

Het dialect

Hannes: “Geen dialect is zo inconsequent als het Westfries. Per dorp is het verschillend. Jan Pannekeet heeft een Westfries woordenboek gemaakt. Daarin stond: ‘Ik raak nooit uitskreve.’ Het doel is met zo weinig mogelijk woorden een hele zoôt zeggen. Alles kort je af.”

Hannes voelt aan dat het Westfriese verdwijnt. “Daar kom je niet onderuit, dit begon vroeger al. Als ik te warskip (logeren) ging, dan ging ik naar Hoogwoud, hoe Westfries wil je het hebben? Toch gaf mijn moeder mee dat ik gnappies (netjes) moest praten, want ik ging tenslotte naar mijn tante.” Op scholen wordt geen les gegeven in het Westfries en jongeren spreken het niet. “Zolang ik er ben en af en toe een grappie vertel komt het wel goed. De klank zal altijd blijven bestaan.” Vroeger emigreerden veel Waarlanders naar Canada, Australië of Nieuw Zeeland. Hannes vertelt dat als zij terugkomen zij het Westfries nog zo kunnen oprakelen. “Het is bewaard in een glazen stolpje, als je Westfries ken spreken, verleer je ‘t nooit.”

Door Anne Smit