Afra Beemsterboer.
Afra Beemsterboer.

Goedgebekt

Je had nog makkelijk kunnen oversteken, zegt de man op de fiets. Ik sta geduldig te wachten tot hij voorbij gesukkeld is. Je had makkelijk een beetje sneller kunnen fietsen, zeg ik. Bijna. Eigenlijk denk ik het alleen maar. Tien minuten later pas.

Had ik dat talent maar: om in een ondeelbaar ogenblik de meest flitsende weerwoorden te geven. Maar nee, ik produceer alleen slow motion antwoorden. Ik wil wel ad rem reageren, maar het lukt me niet. Of degene die me zo gewiekst heeft aangesproken moet de volgende dag terugkomen.

Op het cruciale moment laat mijn spitsvondigheid mij altijd in de steek. Weer een kans gemist, denk ik dan spijtig. Wat moet het geweldig zijn om zo goed van de tongriem te zijn gesneden dat je een ander met een gevatte opmerking van repliek kunt dienen. In de dialogen in mijn boeken geven de hoofdpersonen elkaar – pats, boem – lik op stuk. Maar voordat die rake opmerkingen op papier staan, heb ik er uren op zitten broeden. Of ze zelfs een paar keer herschreven. Achter mijn computer kan ik die conversaties die zo spetterend overkomen net zo lang bijschaven tot het er gelikt op staat. In het dagelijks leven blijf ik altijd achter met een mond vol tanden. Of, als ik, bij hoge uitzondering, de juiste woorden wel paraat heb, dan struikel ik over mijn tong. Mijn verbale juweeltje verzandt in vaag gemompel en half binnensmonds gebrabbel. Dan is mijn afgang compleet. Nee, bij het uitdelen van de bijdehante opmerkingen heb ik niet vooraan gestaan. Om niet voor joker te staan, heb ik me gespecialiseerd in charmante, maar vage gebaren en lieve, nietszeggende glimlachjes. Dat moet verhullen dat het mij niet zo gladjes van de lippen rolt. Ik moet het van woorden hebben, toch kan ik beter maar beleefd zwijgen.