De chirurgijnskamer in de Waag.
De chirurgijnskamer in de Waag. (Foto: aangeleverd)

Kwakzalvers tussen 1500 en 1800

Kwakzalverij is van alle tijden en heeft vaak een negatieve klank, toch was dit tussen 1500 en 1800 niet het geval. Kwakzalvers hadden een zekere handigheid en kennis die gewaardeerd werd door patiënten; ze hadden het vertrouwen van gewone mensen.

Chirurgijns en dokteren bezaten het gilderecht en hadden het monopolie op medische handelingen. Er was één uitzondering: reizende kwakzalvers mochten tijdens jaarmarkten handelingen verrichten die waren voorbehouden aan gildeleden. In jaarboekjes van markten stond aangegeven welke kwakzalvers er weer zouden staan. Ze zullen hun werkzaamheden goed hebben gedaan in de ogen van hun klanten, want als dit niet zo was zouden ze het niet hebben gedurfd om een volgende keer terug te komen. 


Reizende kwakzalvers waren vaak geen charlatans, soms waren er andere redenen waarom iemand geen lid van het gilde kon worden, bijvoorbeeld omdat ze niet voldeden aan de criteria voor burgerrechten; dit gold voor katholieken en joden en voor kinderen van een beul. Zij werden gezien als buitenstaanders maar in de praktijk waren het geen mindere medici. Sterker, een stedelijke chirurgijn waagde zich niet aan grote operatieve ingrepen want hij moest zijn klanten behouden, als een operatie mislukte kon hij klandizie kwijtraken. Vaak was hij naast chirurgijn (hij verzorgde kleine wonden en deed aderlatingen) ook barbier. Aan iemand die een blaassteen had waagde hij zich liever niet, deze operatie kon gruwelijk misgaan.

Enkhuizen

In de Opregte Haarlemsche Courant liet Cornelis Aalbertsz in 1615 officieel zijn tevredenheid vastleggen over de kunde van Joris Jansz uit Enkhuizen, die ‘meester is van accedenten ende steenen (galstenen en blaasstenen) van den menschen lichaem te verdryven sonder snyden’ (de stenen werden dan door op de buik te slaan met een hamer vergruisd). 

Maar er waren ook echte kwakzalvers. In 1646 zouden in Enkhuizen mannen en vrouwen zich 'beroemen en zwetsen' dat ze mensen beter konden maken. Ze kondigden dit aan met aanplak- en strooibiljetten en hingen vaak urinalen uit. Veel inwoners zouden zijn bedrogen en overleden. Het stadsbestuur verbood om biljetten te plakken, te strooien, recepten voor te schrijven en urinalen uit te hangen. Urine mocht niet meer worden onderzocht om daaruit conclusies te trekken zonder dat men zijn kunde had aangetoond bij de burgemeesters. Landlopers en kwakzalvers moesten een vergunning hebben van een burgemeester om op jaar- en weekmarkten te verschijnen en mochten geen olie, inguenten (zalven), kruiden of iets anders meer voorschrijven.

Afbakening

Aannemelijk is dat het chirurgijnsgilde in Enkhuizen een rol heeft gespeeld in het vaststellen van deze bepalingen ter bescherming van hun beroep. In de 19 de eeuw professionaliseerde het medische beroep en ontstond er een striktere afbakening tussen gevestigde artsen een alternatief circuit, deze scheiding bestaat nog steeds.

Siem Duys - Archiefcollectief Vereniging Oud Enkhuizen.

Afbeelding