Aan het werk bij de vulmachine.
Aan het werk bij de vulmachine. (Foto: aangeleverd)

Een nieuwe chef

ZAANSTREEK - Koos van der Woude kwam op 11 oktober 1965 als 20-jarige knaap als monteur in dienst bij de productiebedrijven van Albert Heijn. Dat werk deed hij tot de verhuizing in 1993. Het leverde hem veel mooie verhalen op die de inmiddels 79-jarige Zaandammer heeft opgeschreven. 

Op een dag in 1973 kregen we het bericht dat onze chef Jo Klitsie op 53-jarige leeftijd was overleden. Zijn opvolger was ene Cees. Cees werd als monteur van een ander bedrijf ingehuurd. Hij had zich een geaffecteerd spraakje aangemeten dat goed lag bij andere chefs. Ik had al meteen een aanvaringen met hem.

Op een avond tijdens storingsdienst, monteerde ik een beugel van de reserveband onder de motorkap van mijn auto. Ik was net begonnen toen Cees met zijn auto en aanhanger vol tuinmateriaal het terrein opkwam. Hij kwam meteen op me af. “Heb je wel je kaart afgeprikt?" vroeg hij wat belerend. “Ik ga nog niet naar huis hoor.” “Dus je klust in de tijd van de baas?”. Ik dacht eerst dat hij een grapje maakte. “Wat klets je nu man, je was zelf geen haar beter.” Want voorheen lapte hij soms ook de regels aan zijn laars. “Trouwens heb jij wel toestemming om die troep hier te storten? Hij keek me geïrriteerd aan en snauwde: “We spreken elkaar morgenochtend wel met de hoofd-chef erbi.j” Ik gooide nog wat olie op het vuur door te zeggen: “Je wordt nooit door een luxe jacht overvaren, altijd door een strontpraam!” 

De volgende dag was ik het hele voorval vergeten en gewoon naar de pindakaasafdeling gegaan. Ik had een klus aan de potten-vulmachine. Hoofd-chef Freek de Vries en Cees hebben de halve fabriek door naar mij lopen zoeken. Totdat iemand hen vertelde dat ik gewoon aan het werk was. Dus kwamen beide opgewonden naar me toe en zei de Vries: “Koos kun je even meekomen?” 

Bij personeelszaken werd het hele verhaal uit de doeken gedaan. Ik zag beide mannen van PZ al kijken van, moet je nu voor zoiets naar hier komen? Het kwam er op neer dat ik mijn excuus moest aanbieden tegen mijn meerdere. Dat weigerde ik en zei: ”Als ik nu een ernstig vergrijp had gepleegd wel. Dan zoek ik nog liever een andere baas”. Maar ik prik de volgende keer wel af. Zonder ze een blik waardig te keuren liep ik de deur uit. Ik bleef wel op mijn hoede. Cees zou de rotte plekken wel eens uit de appel snijden. Op een dag zaten we met vier jongens in het smeerhok, waar vetten en olie opgeslagen stonden. Toen majoor Cees plots binnenstapte, in het rond speurde en hatelijk riep: "Zo, eindelijk betrapt!” Waarop een van de jongens zei: "Betrapt, waar mee dan? We moeten smeermiddelen hebben voor de revisie.” Beschaamd draaide hij zich om, maar ik keek toch voor de zekerheid of hij de werkplaats binnen ging. Daarna pakte ik een fles met het etiket dunne olie voor de heftrucks. Ik draaide de dop er af, terwijl de jongens hun bekertje uit de zak haalden. "Zo eerst maar een portje!”