Coronavirus, thuiswerken en andere perikelen

Partnerbijdrage
Thuiswerken roept de nodige arbeidsrechtelijke vragen op.
Thuiswerken roept de nodige arbeidsrechtelijke vragen op. (Foto: Adobestock)

'Terwijl ik in mijn vorige column schreef over het coronavirus en de werkvloer, heeft de tijd ons ingehaald en werken veel mensen momenteel zoveel mogelijk thuis. Ook dat roept de nodige arbeidsrechtelijke vragen op. Zo stelt de arbo-regelgeving eisen aan een thuiswerkplek. Deze thuiswerkplek dient ergonomisch en veilig te zijn ingericht. De werkgever heeft ook ten aanzien van de thuiswerkplek een zorgplicht. Op grond van die zorgplicht dient de werkgever apparatuur, programmatuur, meubilair et cetera ter beschikking te stellen om er voor te zorgen dat de werknemer geen fysieke of mentale klachten krijgt vanwege het thuiswerken. Het verdient ook aanbeveling om afspraken met medewerkers te maken over werktijden en tijden waarop de medewerkers bereikbaar moeten zijn.

Als over een reiskostenvergoeding niets is afgesproken, dan kunnen werkgevers bepalen dat de reiskostenvergoeding tijdens de thuiswerkperiode komt te vervallen. Voor andere financiële maatregelen, zoals het inleveren van loon of vakantiedagen, bestaat geen grond. Toch heb ik van verschillende werknemers begrepen dat werkgevers proberen om werknemers vrije dagen te laten opnemen omdat er onvoldoende werk is. Dat mag niet: het risico van te weinig werk is namelijk een risico dat voor rekening van de werkgever komt. De overheid heeft een aantal noodmaatregelen getroffen, waarop werkgevers een beroep kunnen doen als de omzet vanwege de effecten van het coronavirus (gedeeltelijk) wegvalt. Als een werkgever ten minste 20% omzetverlies verwacht, kan hij een tegemoetkoming in de loonkosten verzoeken tot maximaal 90% van de loonsom. Als een werkgever van die regeling gebruik wenst te maken, mag hij gedurende de periode waarvoor de tegemoetkoming wordt ontvangen geen werknemers ontslaan op grond van bedrijfseconomische redenen.

Een andere kwestie die mij deze week werd voorgehouden was een werkneemster met een nul-urencontract voor onbepaalde tijd. Ze werkte 50 tot 60 uur per week, maar was uitgevallen met een lichte keelontsteking. De werkgever had voorgesteld om een beëindigingsovereenkomst te sluiten, zodat de werkneemster WW kon aanvragen en werkgever voor haar een tijdelijke kracht kon inzetten. Ook zegde de werkgever haar toe haar na enkele maanden opnieuw in dienst te zullen nemen. U zult begrijpen dat ik haar heb geadviseerd om niet op dat voorstel in te gaan.

Het zijn rare tijden.'

Schipper en Lof Advocaten

Astrid Lof

www.schipperenlof.nl

Keesomstraat 68 -Alkmaar tel 072-5723537