Stijgende vraag naar voedselhulp in Noord

Algemeen
Zakia reikt een van de voedselpakketten uit.
Zakia reikt een van de voedselpakketten uit. (Foto: aangeleverd)

NOORD - Al om half acht ziet Zakia soms mensen staan wachten voor gebouw De Ark, bij de Banne Buikslootlaan, waar op donderdag de Voedselbank voor Amsterdam-Noord geopend is. “Waarom?” vraagt ze dan. “Anders zijn we misschien te laat en krijgen we niks”, is vaak het antwoord. Dat is niet zo, maar het tekent de nood waarin de Voedselbank voorziet, en die in Coronatijd nog nijpender is geworden.

De Voedselbank is een betrouwbare graadmeter voor de toenemende armoede in Noord. Toen de eerste vestiging op initiatief van het Leefkringhuis in 2006 geopend werd kwamen dertig gezinnen in aanmerking voor voedselhulp, vóór corona waren het er 300 en sindsdien steeg het aantal tot 400.

Zakia is er vanaf het begin bij betrokken. “Ik wilde als kind altijd al mensen helpen”, verklaart ze, terwijl ze paarse speeltjes, maandverband en vaatwasmachinemiddel uitdeelt (al hebben de meeste klanten niet zo’n machine). “Dit werk is zo leuk om te doen! Als ik een mooi voedselpakket kan maken en weggeven ben ik zó blij!”

En zo zijn er meer, want sommige vrijwilligers blijven jaren voor de Voedselbank actief. Een tiental van hen is deze donderdag (en op vrijdag aan de Adelaarsweg) actief bij de uitdeling, efficiënt en opgewekt: een geoliede machine. Onder hen Jan die pakketten bezorgt bij zieken en zeven dagen in de week door heel Noord rijdt om overtollige waren af te halen bij de supermarkten. Die doen allemaal mee, net als sommige detaillisten zoals de Turkse bakker aan het Waterlandplein die bijna dagelijks belt om zijn overgeschoten brood aan te bieden. Ook bellen particulieren: “Wat hebben jullie nodig?” Vaak is dat niet bederfelijke voeding als pasta, die door winkeliers niet gemakkelijk worden geschonken.

Tot maart was het gezelliger en konden de klanten in De Ark koffie drinken. Vanwege Corona wachten ze nu buiten, soms mopperend over hun pakket van een week eerder. Zat er verdomme paprika bij! Er worden nummertjes uitgedeeld en vanaf half twaalf worden ze een voor een naar binnen geroepen. Dan tonen ze hun pasje van de Voedselbank. Om dat te krijgen, moet je eerst aantonen dat je echt arm bent.

De laatste maanden zijn er veel meer schrijnende gevallen. Zakia staat altijd klaar om in het weekeinde ‘in de auto te springen’ als de politie weer eens iemand heeft ontdekt die al drie weken niet at en alleen op z’n knieën naar de voordeur kan kruipen. Of zo verzwakt is dat hij de soep, die ze hem brengt, niet durft te eten, uit angst er ziek van te worden.

Vrijwilligers kan ze genoeg krijgen, maar aan ervaren krachten is soms gebrek. Zij en haar goedlachse collega Andy runnen de operatie logistiek: ’s morgens zien ze toe op het sorteren (soms is rot fruit aangeleverd) en samenstellen van pakketten, en zorgen dat middagklanten een evenredige hoeveelheid krijgen. Niemand mag achter het net vissen.

De klanten, een boordevolle Aldi- of Action-tas in iedere hand, slepen hun vracht, groenten, aardappels, brood, beleg, koek, snoep, naar de auto of het aanvullende busje. Wonderbaarlijk is dat de sterke toeneming van het aantal klanten nog niet heeft hoeven te leiden tot geringe verstrekkingen van voedsel, wat moet betekenen dat alle leveranciers samen meer geven.

Al houdt Zakia haar hart er voor vast dat de crisis supermarkten noodgedwongen minder vrijgevig kan maken. “Als een pakketje heel leeg moet blijven, zou ik mij dood schamen.” Zij denkt nu aan een publiekscampagne voor de Voedselbank met als motto de vraag: “Wat hebben wij nodig?”

John Jansen van Galen