Noordkronieken

Wat we kunnen leren van de honden

Column
Afbeelding
(Foto: Jitske Schols)

Veel mensen zijn nu aan het wandelen. Ik ook. Je bent er even uit en het is gezonder dan binnen zitten. Waar ik niet op verdacht was: je leert enorm belangrijke lessen over de omgang met anderen. Helemaal gratis. Van de honden.

Dit is een gouden tijd voor honden. Ze worden vaker uitgelaten dan ooit. Ik zie ze in alle soorten en maten, op mijn dagelijkse ronde langs het Vliegenbos, de Schellingwouderbreek, het Baanakkerspark en het Noorderpark. Eén mythe kunnen we alvast ontkrachten: dat honden en hun baasjes steeds meer op elkaar gaan lijken. Niet in Noord. Hier keren we het om. Bomen van kerels met teckeltjes, tengere dames met herdershonden en bulldogs. Variatie te over.

We hebben net verkiezingen achter de rug. Het stemgedrag in Noord liep wild uiteen. Het is een wonder dat we nog min of meer vredig naast elkaar wonen. En binnen het stadsdeel staat de democratisering op de tocht. Steeds meer mensen voelen zich niet gehoord. Onvrede alom. Des te beter kijk ik naar de honden. Hun belangrijkste eigenschap: tomeloos nieuwsgierig. Naar de mensen die ze onderweg tegenkomen (en waarvan ze al op afstand zien: dat zijn de dierenvrienden, dat zijn de onverschilligen en dat zijn de kijk-uit-of-ik-geef-je-een-trap-mensen). Maar vooral naar elkaar. Er hoeft maar een andere hond te verschijnen, aan de overkant van de straat, aan het eind van het voetpad, of ze willen er al op af. Zonder aanziens des honds: de anderen zijn allemaal even interessant.

Lopen ze los, dan rennen ze uitbundig op elkaar af. Niet afwachtend, geen valse beleefdheid. Nee, een en al pure belangstelling. En dan drie meter van tevoren afremmen. Stilstaan. Kijken of je niet per ongeluk een vals stuk chagrijn tegenover je hebt. En dan: om elkaar heen draaien. Beetje aan elkaars achterwerk snuffelen. Beetje de krachtsverschillen inschatten. Want nu begint het pas. Spelen. Heel hard dezelfde kant op rennen, alsof het daar zogenaamd heel interessant is, en dan stoeien. Met open bek, maar nooit doorbijten. Als je overduidelijk de zwakste bent, even op de rug gaan liggen, de spanning de-escaleren. En dan plotseling weer, hop. Uitstralen dat je in tijden niet zo’n plezier hebt gehad. En als het tijd is om verder te gaan, omdat het baasje roept, niet getreurd, want je volgende nieuwe beste vriend is alweer in aantocht. Ik raak niet op honden uitgekeken. En hoop dat ik er een beter mens van word.

Chris Keulemans