Noord & Brand

Slotgracht

Column
Afbeelding
(Foto: aangeleverd)

Er was eens een stad. Deze stad was voor administratief bestuurs-gemak in windrichtingen opgedeeld. In het Noorden zwaaiden drie goede feeën de scepter. Tijdens hun installatie glansden hun haren en spraken ze vele mooie wensen uit voor stadsdeel en burger. Participatie, democratie en female-power stonden toen hoog in aanzien: een modelbeschaving.

Het Noorden was rijk aan breken, scheggen en bossen. Daartussen woonde de Noordelingen in bescheiden optrekjes, arm maar tevree - al was er soms ook gedoe om lood of schimmel. Maar het mooie stadsdeel werd steeds geliefder, iedereen wilde er wonen. Vloek of zegen, snel werden er huizen bijgebouwd. Breek, scheg en bos moesten wijken voor luxe pronkwoningen en wereldse feestterreinen. De boze Noordelingen togen naar het stadsdeel-kasteel. ‘Kappen met kappen’, riepen ze scherp als de hooivorken die ze meedroegen. Daar zakte de slotbrug verwelkomend naar beneden…

… maar stopte halverwege. Bij de ivoren torenkantelen verschenen de drie feeën. Maar wat was dat? Het leken wel heksen met hoge boze kattenruggen! De vleugels van hun heksenneuzen trilde bij elk woord: ‘Wat voor een opstand is dit? Zo’n grote mond bevalt ons niet! Voor straf rukken we jullie de tongen uit!’ De vrieswind die met de woorden meekwam, deed burger’s ruggenmerg rillen. Dit sprookje loopt niet goed af. Hier is geen sprake van ‘En ze leefde nog lang en gelukkig’. In tegendeel. Stom staarden de van (in)spraak beroofde Noordelingen elkaar verslagen in de moede holle ogen. Alleen het zicht op nieuwe verkiezingen, hield ze nog op de been.

Simon de Boer