In Memoriam: een tijdperk voorbij

Algemeen
Mart Min
Mart Min Foto: Cees Noort

Ze woonden beiden lang in ‘Jong Nederland’, een van de zogeheten vermaarde bleekneusjes-koloniehuizen van Bergen aan Zee, naast huidig vakantieoord het Zeehuijs. Popke Bakker (1946) was als een van de krakers een bewoner van het eerste uur en overleed in het ziekenhuis aan de gevolgen van een herseninfarct dat hem trof in zijn atelier op het terrein van Jong Nederland. Mart Min (1938) overleed na een verblijf van enkele jaren goede verzorging in het Bergense verpleeghuis Oudtburgh. Met hun wegvallen kan de herinnering vervagen aan een tijd waarin veel kon, en veel gebeurde. Beide kunstenaars zijn te typeren als uitermate oorspronkelijke vrijdenkers. De uitvaart van Popke was in Ruigoord bij Amsterdam, die van Mart in het Vredeskerkje van Bergen aan Zee.

Door: Ed Bausch

Popke Bakker maakte zijn HTS-studie Waterbouwkunde niet af. Te zeer was hij wellicht gebiologeerd door de mogelijkheden van ruimtelijke meetkunde, door het werk van M.C. Escher en van Möbius. Hij had veel oog voor de geschiedenis van vorm, waarvoor hij de aandacht dacht te zien verslappen. Hij noemde zijn kunst wel ‘wiskunst’. Een van zijn grote werken maakte hij in Ruigoord met het Ballongezelschap: de Toren van Babel, die moest in de hens gaan tijdens de millenniumwisseling. Bakker filosofeerde over kunst en kunde. In zijn ogen staat kunst buiten de wetenschap, heb je voor kunst ook ‘quintessens, het niet-stoffelijke’ als vijfde dimensie nodig, naast water, vuur, aarde en lucht. “Kunde kun je aanleren, voor kunst heb je op z’n minst talent nodig”, vond hij. In zijn werk maakte hij veel gebruik van zagen in dubbel verstek, waardoor voor het oog bijna onbevattelijke, maar fascinerende vormen konden ontstaan. Popke Bakker heeft, met zijn vaak heel principiële, maar niet van humor gespeende opstelling zeker veel bijgedragen aan de Nederlandse kunst. Kijk op popkebakker.nl.

Paradijsvogel

Mart Min werd wel een ‘Paradijsvogel’ genoemd, misschien omdat hij altijd droomde over een betere wereld en het paradijs proberende te laten zien in zijn werk en doen en laten. Hoewel hij erg in zijn innerlijk leefde had hij oog voor mensen die het niet zo goed hadden en was hen behulpzaam. Hij ging als jongeman naar de kunstacademie in Stockholm, werd tolk Chinees, werd enorm gegrepen door de provowereld. Een groot aantal gouaches, schilderijen in olie en acryl toont hoe hij probeerde te ontsnappen aan de rauwe realiteit van het bestaan. Hij schilderde maar door, ook toen hij een oog moest missen. Ook speelde hij veel instrumenten. Met de klanken uit zijn houten dwarsfluit probeerde hij op Ibiza de hagedissen te hypnotiseren. Toen hij Jong Nederland moest verruilen voor verpleeghuis Oudtburgh, waar hij volgens zijn verzorgers de mooiste kamer had, kwam hij nog vaak op zijn scootmobiel in het centrum. Lezend over Mart Min doemt de heimwee op naar de onschuld en de vrijheid van de jaren ’60 en 70’ van de vorige eeuw. In de Taverne hangt nog altijd zijn grootste werk. ‘Ik, exotische vogel van de nacht, een gekleurde kleuter’, dat zijn regels uit een gedicht van hem. Dochter Naomi Min: “Wat al veel vaker had kunnen gebeuren: op 21 augustus vloog hij zomaar ineens weg, toen ik net even niet in de buurt was.”