In Memoriam: ‘Mijn vriend Ed Mol’

Algemeen
Ed Mol
Ed Mol Foto: aangeleverd

‘’Ed Mol (Rotterdam 1958-Alkmaar 26 mei 2021), tuinman in onze hele gemeente en door velen gekend door alles wat hij deed’’

Door Ed Bausch

Je stappen waren soms onnavolgbaar

Een dag dat je volslagen wordt verrast door het wegraken van iemand. Dat overkomt iedereen wel eens. Dan resten vragen. Nog meer vragen resten bij een zelfgekozen ‘wegraken‘, zoals nu. Vragen die misschien herkenbaar zijn of appelleren aan een gevoel over verlies, zoals dat er in iedereen kan zijn. Zijn overlijden is misschien nog niet overal bekend.

Ed Mol werkte in heel veel tuinen in de gemeente. Hij kende heel veel mensen, velen kenden hem. Omdat hij altijd en overal in gesprek was. Over hoe het ging, over loeren op kansen voor werk, over van alles. Altijd een verhaal. Velen kenden hem van zijn onovertroffen grijns, zijn markante hoofd, waarmee hij evengoed een grote filmster had kunnen zijn, een mooie held of de grootste boef van Sicilië.

‘De enige mol die je wel in je tuin wilt hebben’, dat was zijn slogan als tuinman. De mol is nu terug in de aarde. Hij woonde in periodes in Bergen aan Zee en in Bergen, onder meer aan de Colnotweg. De laatste tijd woonde hij in Alkmaar Noord, op achthoog, uitzicht over de Febo naar zijn geliefde Bergen, waar hij zo graag was, altijd wou zijn. Met dat uitzicht is hij in die donkere nacht gaan vliegen op het moment dat er opeens iets geknapt moet zijn in hem. Maar mollen kunnen niet vliegen. Moge hij op deze manier zijn rust hebben gevonden.

Want onrustig was Ed Mol, altijd wroetend, ook in de krachten van zijn geest. Hij wou zo vaak aan iets reiken. Ook aan iets wat niet of niet meer haalbaar voor hem was. Terwijl hij ondertussen werkelijk keihard werkte om het hoofd boven water te houden. Want dat was soms moeilijk omdat hij, zoals hij het zei, een paar keer niet de goeie beslissingen had genomen.

In december 2008, in de periode van de bankencrisis, leerde ik Ed kennen, in Bergen, het begin van honderden ontmoetingen. Hij Rotterdammer, ik Vlaardinger. De echt Rotterdamse humor deelden we en die was er altijd ook meteen, binnen een seconde. Allebei van heel jongs af aan In Bergen en Bergen aan Zee geweest. Allebei uiteindelijk toch in Bergen terecht gekomen. Overlevers in ruwe tijden.

Je stappen waren soms onnavolgbaar. Je deed de Hotelschool en werkte in die sector. Maar vertrok naar Bali, waar je een boxershortfabriek startte. Ging goed totdat er een zeecontainer zoekraakte met de shorts op weg naar Europa. Je ging naar Peru, deed er in meubels, in Lima. Je ontmoette er een vrouw. Terug in Nederland hoorde je dat ze zwanger van je was en toen ben je je verantwoordelijkheid gaan nemen en naar haar gaan zoeken in die stad met 11 miljoen inwoners. Je vond haar en haalde haar met dochter naar Nederland. Waar jullie een zoon erbij kregen. Wonen aan de Colnotweg in Bergen, maar het huwelijk hield geen stand en in een slechte tijd werd het huis gedwongen verkocht.

Steeds was je tuinman. Tussendoor van alles: cateringmanager bij de NS, rondleider in Amsterdam, mantelzorger voor een mevrouw in Amsterdam, zodat je een huis in had in de hoofdstad had en er opeens rondleidingen deed in alle talen die je sprak. Je zette handeltjes op, ik vond mezelf eens terug als vertegenwoordiger van je kunststoffen stacaravans. Je ging een bestseller schrijven (ik koester twee aanzetten tot boekjes). En dit is slechts een kleine greep uit wat je aanvatte.

Je ging soms na een krankjorum lange tuinwerkdag 300 kilometer naar Yerseke rijden. Zeeuwse oesters ophalen om de volgende dag bij je klanten, de restaurants hier, te brengen. Als je even geen auto had mocht je van harte de mijne gebruiken (de lucht van die oesters krijg ik er nooit meer uit). Ik had je net een nieuwe slogan gegeven: ‘Mol opent oesters’ en je had net een hele partij nieuwe afnemers gescoord.

Je zoveelste oude Volvo station rijdt niet meer het tuinpad op. Niemand kan je meer opzoeken of tegenkomen. Je had het moeilijk met corona. Die eenzame nacht dat je grijns in een grimas verstijfd moet zijn. Wat schiet er in iemand op, dat ene moment. Het zijn de raadsels waarmee we het moeten doen, uit alle macht gaan we door. We hadden allebei het boek ‘Ansichten’ gelezen, van Annie Proulx , uit 1992. Je leefde als de hoofdpersoon, op drift. Maar jij was wel een door en door goed mens. Je ging op vrijdagen visjes naar je klanten brengen, je vergat van niemand de verjaardag. Gefortuneerd ben je niet geworden, maar onze vriendschap was wel een fortuin waard, Ed Mol, een reus van een Ed. Velen missen je nu. Je kinderen voorop, voor hen was je er altijd. Zij leven voort in Heerhugowaard, bij hun Peruaanse moeder.