Online advertorial

CKH Advocaten - Visitekaartjes

Partnerbijdrage
Evert Hoekstra, Advocaat/Partner CKH Advocaten
Evert Hoekstra, Advocaat/Partner CKH Advocaten (Foto: aangeleverd)

De laatste jaren zijn wij als kantoor steeds meer aandacht gaan besteden aan het vergroten van de ‘vindbaarheid’ op internet onder de bezielende leiding van mijn compagnon Kees Meijer. Ofwel: SEO en SEA. Search Engine Optimization (zoekmachine optimalisatie) en Search Engine Advertising (adverteren in zoekmachines). Daarnaast ‘doen wij’ inmiddels ook veel op het gebied van Social media, zoals het schrijven en plaatsen van blogs op Instagram en LinkedIn. En ik moet je zeggen; dat werkt best wel goed. Ik moet zelfs toegeven dat ik inmiddels een soort van ‘LinkedIn-advocaat’ ben geworden, bijna dagelijks post ik wel bijdragen op dit zakelijke Social media kanaal. En met succes!  

Hoe anders was en werkte dat vroeger. Toen ik begon als advocaat, ruim 25 jaar geleden, struinde je de borrels, bijeenkomsten en golftoernooien ‘braaf’ af, op zoek naar potentiële cliënten. Bier en bitterballen met de serieuze bijsmaak van acquisitie plegen. In de maand januari had je dagelijks wel één of meer nieuwjaarsborrels, een mooie gelegenheid om iedereen weer eens de hand te schudden en tussen neus en lippen door te vragen of de nieuwjaarswensen wellicht ook met zich brachten dat er behoefte was aan de inschakeling van een advocaat. Met regelmaat ontaardden dit soort samenkomsten in ordinaire bras- en zuippartijen, ook als een excuus om van huis te zijn onder het mom van “ik heb een belangrijke meeting vanavond, die kan en mag ik niet missen”. 

Inmiddels zijn dit soort bijeenkomsten lang verleden tijd voor mij. Ik heb mijzelf de laatste jaren een gezonde en frisse levensstijl aangemeten en daar voel ik me erg goed bij. Een advocaat moet nu eenmaal fris en scherp zijn, althans dat is inmiddels mijn devies. 

Maar goed, terug naar de jaren van weleer. Toen Social media, SEO en SEA nog niet eens bestonden. Hoe zorgde je dan dat jouw naam tastbaar bekend werd en bleef bij anderen? Het antwoord: visitekaartjes. 

Ik weet nog goed dat ik als advocaat begon in Den Helder. Een klein kantoor, waar de vrouw van mijn patroon de ‘baas’ was over de kas. Toen ik haar voor de vuist weg vroeg of “ik misschien visitekaartjes zou mogen krijgen” keek ze me aan als een aap die de bijbel zit te lezen. “Natuurlijk niet”, was haar antwoord, “helemaal niet nodig”. Maar ik gaf me niet gewonnen. In die tijd stond er op het treinstation een apparaat waar je zelf kaartjes kon ontwerpen en drukken. Dus kort daarna was ik alsnog de trotse eigenaar van een stapel visitekaartjes: “Mr. Evert Hoekstra, advocaat & procureur”. Ik was extatisch, eíndelijk had ik ook visitekaartjes. Nu deed ik pas écht ‘mee’.

Ik ben mij in het kader van deze column eens gaan verdiepen in de herkomst van visitekaartjes. Zij zijn te herleiden tot het 17e-eeuwse Frankrijk. Visitekaartjes werden in die tijd vooral gebruikt door vooraanstaande mensen. Zij stuurden knechten op pad met een visitekaartje om bezoek, visite aan te kondigen. De notabele kon ook zelf een visitekaartje achterlaten. Om aan te tonen dat hij dit zelf had gedaan, en niet zijn knecht, vouwde hij één van de hoekjes van het kaartje omhoog. In feite was een visitekaart dus eigenlijk een manier om bezoek af te dwingen en (toen ook al) om persoonlijke reclame te maken.

In de 17e-eeuw floreerde het visitekaartje pas echt in Europa. Vooral in Frankrijk, tijdens de regeerperiode van Lodewijk XIV, hing het persoonlijke succes of falen vaak af van een goed visitekaartje. Er werden zelfs vrouwen het hof gemaakt door visitekaartjes. De knecht leverde het visitekaartje af. Deze werd bijgezet in een houder in de gang. Als de man nooit een bevestiging kreeg dat zijn kaart ontvangen was, kon hij de vrouw wel vergeten en zijn kaartjes beter op een nieuwe vrouw richten. Ook werden visitekaartjes in die tijd steeds meer gebruikt binnen de handel. Ze werden uitgedeeld op markten en pleinen. Na een tijd werden visitekaartjes zo serieus genomen dat een gesigneerde kaart zelfs beschouwd werd als contractueel en juridisch bindend.

Tegenwoordig zijn visitekaartjes verworden tot een algemeen gebruiksvoorwerp, voor iedereen die ervoor wil zorgen dat zijn bedrijf of persoon herinnerd wordt en bereikt kan worden. Er zijn ook etiquetteregels verbonden aan het gebruik. Zo mag er bijvoorbeeld nooit op geschreven worden, moet het kaartje altijd met de rechterhand gegeven worden en moeten de visitekaartjes in goede staat zijn. Hoewel menig Nederlander deze regels ‘aan de laars lapt’, want vaak wordt een visitekaartje gewoonweg achteloos op tafel gegooid. Of wordt het ontvangen kaartje verfrommeld in de kontzak gestoken. 

Hoe anders is dat bijvoorbeeld in Japan, waar ik in 2016 met mijn vrouw ben geweest. Wij zijn toen afgereisd naar Okinawa, in het zuiden van Japan. Mijn vrouw is orthomoleculair therapeut en veel bezig met ‘healthy-aging’, gezond ouder worden. Op Okinawa weten ze daar alles van, het is 1 van de 5 Blue Zones. Ik had via een aantal relaties contact gelegd met plaatselijke ondernemers die geïnteresseerd waren om lokale voeding- en gezondheidsproducten - bij ons vaak totaal onbekend - te exporteren naar Europa. We kregen een praktijkcursus ‘Japans zakendoen’, waaronder ‘hoe om te gaan met een visitekaartje’. In Japan geef je een kaartje namelijk met 2 handen en een buiging. De ontvanger koestert het kaartje, het is een relikwie. Tja, dan gaat het hier toch wel heel anders….

Maar goed. Hoe mooi het visitekaartje of de website ook is, hoe goed de SEO, SEA, Instagram-pagina of LinkedIn-pagina ook ingeregeld is; als je er vervolgens ‘niets van bakt’, dan heeft het uiteindelijk toch allemaal weinig zin. Ik zeg dan ook altijd tegen de jonge advocaten in opleiding op ons kantoor: “doe je vooral stinkende best, zorg dat je uitblinkt en boven de rest uitsteekt. Dan doet de good old mond-op-mond-reclame uiteindelijk de rest wel”. 

Want het belangrijkste visitekaartje ben en blijf je nu eenmaal zelf.

Evert Hoekstra

Advocaat/Partner

CKH Advocaten