Rubriek: Vitale tachtigers: Thé Tjong-Khing

Algemeen
Khing bij het werk van zijn vrouw Mino.
Khing bij het werk van zijn vrouw Mino. (Foto: Willem Brand)

Het maatschappelijke en sociale leven staat door corona op zijn kop. Wat kunnen we van ouderen leren? In deze rubriek praat Willem Brand met vitale tachtigers. Hoe en wat leest u de komende weken in de serie ‘Vitale tachtigers’.

Thé Tjong-Khing (87), wiens voornaam geen Thé maar Khing is, werkt al vanaf zijn 25ste professioneel als tekenaar. ‘Het is wat ik ben. Het klinkt zwaar, maar tekenen is van levensbelang. Het punt is dat ik ook niet anders kan.’

Na de Rietveld Academie werkte hij voor de Toonder Studio, hij maakte de krantenstrip ‘Arman & Ilva’. ‘Ik deed alles met een penseeltje, maar na zoveel jaar wordt het eentonig.’

Zijn eerste boek - Khing illustreerde er rond de vijfhonderd - was voor kinderboekenschrijfster Miep Diekman, die per se een striptekenaar wilde. Khing: ‘Dat was toen vloeken in de kerk.’

Khing heeft zijn eigen stijl. Enige nadeel van leeftijd is dat zijn hand niet meer zo vast is: ‘Ik had vroeger vloeiende lijnen, nu zijn het bibberlijntjes.' Nog steeds komen als hij een verhaal leest de beelden vanzelf. Dat op papier krijgen valt vaak niet mee. Is ‘t het groen, het licht-donker of de uitdrukking van de persoon, spookt het dan door zijn hoofd.

Lachend: ‘Maxima heb ik nog nooit goed gekregen, maar ik ben gelukkig niet de enige.' Hij laat het boek ‘Waar is de kroon?!' zien, dat hij met Dolf Verroen maakte. Beatrix lijkt sprekend. Komt door haar haar, zegt Khing. Met een paleis tekenen is hij dagen bezig. Hij houdt niet van stadsgezichten.

Door voor te lezen voor zijn kleinzoon heeft hij zelf vier sprookjesverhalen herschreven en getekend. ‘Als hij begon te schuifelen, wist ik: dat komt niet goed over. Dan veranderde ik al vertellend een woord en van het een kwam het ander.'

Willem Brand