Column Sterkliniek - Gevangen!

Algemeen
Lodewijk Kamps.
Lodewijk Kamps. Foto: Corine Zijerveld

door Lodewijk Kamps

Al weken werden we bij ons huis in Zwaanshoek geteisterd door een ongecastreerde zwerfkater die dacht dat hij alles kon maken. Vanuit de veilige beschutting van ons keukenraam zag ik hem onze 14 jaar oude gesteriliseerde poes ongewenst en zinloos dekken. Verlamd van schrik en niet wetende wat haar overkwam, keek ze met wijd opengesperde pupillen angstig om zich heen. Ik rende naar de deur en toen ik hem opengooide, vloog de serieverkrachter weg, onze Coco in opperste verwarring achterlatend.

Het lukte hem gemiddeld twee van de drie nachten om de buitenstaande ton met hondenbrokken omver te gooien om daarna net zo lang aan de deksel te rotzooien tot hij hem eraf kreeg. Ik vond dan 's ochtends de omgevallen en half leeggeroofde voerton waar hij meestal ook nog eens tegenaan geplast had om zijn territoriumlucht achter te laten. Een verre van frisse situatie. Vervolgens kreeg ik allemaal rode bulten op mijn benen; het leek wel of ik de mazelen had of roodvonk of waterpokken.

Een bezoek aan de huisarts leerde dat ik geen afschuwelijke ziekte onder de leden had, maar dat ik door zeer veel vlooien gebeten was. Nou hebben onze eigen katten en honden geen vlooien, want die worden allemaal consequent en goed behandeld. Het betrof vlooien van die vermaledijde zwerfkater. Het werd nou toch echt tijd voor maatregelen. We belden met Sjaak van Ruiten of we een vangkooi mochten plaatsen. Sjaak, die altijd voor hulpbehoevende dieren op pad is, kwam nog dezelfde dag een vangkooi langs brengen. Hij had en passant ook nog een verwaarloosd schaap in de auto, dat een vernietigende ontsteking aan haar uier had. Het arme dier had haar uier opengehaald aan prikkeldraad en daar was door de eigenaar helemaal niets aan gedaan. Nu kon ik haar alleen nog maar laten inslapen en werd het een zaak voor de dierenpolitie.

Ik ging daarna met de vangkooi aan de slag. Na enig gepuzzel had ik door hoe die werkte. Een schoteltje met overheerlijk zeer aanlokkelijk kattenvoer plaatste ik in het ene einde van de langwerpige kooi. Het klapdeurtje zette ik op scherp. En nou was het wachten geblazen, zoals een visser naar zijn bewegende dobber zit te turen. Maar er gebeurde niets.

De volgende ochtend was het schoteltje onaangeraakt. En de kooi stond nog gewoon open. Ik had waarschijnlijk te maken met een heel slimme zwerfkater. Dezelfde dag na het avondeten kwam mijn dochter echter luid jubelend binnen: "Je hebt beet, pap," riep ze lachend. Toen ik buitenkwam, keek ik naar een onverwacht tafereel: niet de zwerfkat zat in de kooi, maar onze eigen Jack Russell Xaja stond hevig bibberend tussen de tralies met een leeg schoteltje voor haar neus.