Bonjour!

Column
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Het lange vakantieweekend in België is mij uitstekend bevallen. Het weer was niet om over naar huis te schrijven – en dat heb ik dan ook niet gedaan – maar gezellig en leuk was het evengoed. 

Vooral de Belgische vriendelijkheid heeft me aangenaam getroffen. Waar ik ook liep, overal viel mij een hartelijk ‘Bonjour!’ ten deel. Mountainbikers in het bos, de man die zijn twee Ierse setters uitliet, flanerende stelletjes – stuk voor stuk namen ze de moeite mij gedag te zeggen, en vaak ging dat gepaard met een knikje of glimlach.

Het deed mij denken aan de jaren dat ik in De Rijp en, later, in Westbeemster – een dorpje in een dorpje – woonde. Ook daar bleek het heel gebruikelijk te zijn om elkaar in het voorbijgaan te groeten, of je elkaar nou kende of niet. Als ex-Amsterdammer moest ik daar aanvankelijk flink aan wennen, maar al snel ging ik er graag in mee.

Ik raakte er zo mee vertrouwd dat de vriendelijke groet zich in mijn systeem vastzette. Het werd een gewoonte van me. Overal waar ik kwam, zei ik passanten vriendelijk gedag.

Niet dat het overal op prijs werd gesteld, overigens. Vooral in de grotere steden bleef het vaak bij eenrichtingsverkeer. Sterker nog: mensen reageerden met verbaasde blikken, hoog opgetrokken wenkbrauwen en zelfs met opmerkingen in de trant van ‘Kennen wij elkaar?’

Jonge dames keken me achterdochtig aan of trokken een zuinig mondje – alert op alles wat er na deze halfbakken versierpoging zou komen. En dat terwijl ik het allemaal zo goed bedoelde.

Ik ben er daarom maar mee gestopt. Jammer, maar goede bedoelingen moeten natuurlijk wel van twee kanten komen.

Gelukkig zijn de mensen in Landsmeer en Oostzaan, waar ik regelmatig kom, een stuk vriendelijker. Zo gaat dat vaak in een dorp.

Nu alleen mijn nieuwe woonomgeving nog. Ik woon in een Purmerendse buitenwijk en daar probeer ik het weer eens. Purmerend is officieel een stad, maar er zitten dorpse trekjes in. Ik dichtte mezelf daarom goede kansen toe toen ik hierheen verhuisde. De resultaten zijn tot nu toe wisselend. 

Ik moet het vooral hebben van mijn dagelijkse gang van huis naar supermarkt, tien minuten met een lege boodschappentas langs rijtjeshuizen, en later met een volle weer tien minuten terug. Het is nog een beetje aftasten. Soms kruis ik mijn blik met een passant en dan wikken en wegen we allebei: groeten we elkaar of niet? En wie begint? Meestal ben ik dat.

Bij oudere mensen zit het altijd wel snor. Die zijn de vriendelijkheid zelve. Tieners kijken stug voor zich uit of op hun mobiel. De reacties van de leeftijdscategorie daar tussenin variëren. 

Maar toch ga ik ervoor. Het is zo leuk om elkaar even gedag te zeggen. ‘Bonjour!’- ik werd er in België helemaal blij van, als ontvangende én als gevende partij. Ik zet dus gewoon door. Zomaar voorbijlopen is er vanaf nu niet meer bij. Iedereen die ik tegenkom kijk ik vriendelijk aan, en dan roep ik welgemeend en hartelijk: ‘Bonjour!’

Marcel van Stigt