Tabak van tabak

Column
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Met de ene hand knijp ik mijn neus dicht, met de andere laat ik mijn T-shirt in de wasmand vallen. Het is, thuisgekomen van mijn werkdag, geheel doorrookt. Elke keer weer. 

Zo was het ruim dertig jaar geleden, toen ik in een vrij kleine kamer werkte waar stevig werd gepaft. Niet door mij, overigens. Geen pretje, met name omdat ik met een lichte vorm van astma kampte. Maar gelukkig werd roken in de ban gedaan en dat duurt voort. Het komt nog nauwelijks voor dat ik ongevraagd in de rook sta. Ik ben dan ook zeer blij met de campagne Stoptober, die volgende week weer begint. 

Tja, roken. De lol en zin ervan heb ik nooit kunnen doorgronden. Op school werd er natuurlijk al mee geëxperimenteerd en uit nieuwsgierigheid heb ik weleens een paar trekjes genomen. De rook brandde in mijn longen en ik werd overvallen door een onstuimige hoestbui. En dan die stank. Gadverdamme, wat smerig. Ik heb me er daarna nooit meer aan gewaagd. Dan maar niet stoer. Hoewel, ik vond het eigenlijk juist stoer om níet mee te doen. 

Ronduit dramatisch vond ik vroeger de verjaardagen. Ik zie ze nog staan, naast de schalen met blokjes kaas, plakjes leverworst en gevulde eieren: de kokers met sigaretten – met filter voor de dames, zonder filter voor de heren – en de asbakken. Alle ooms en tantes in een kring en maar stomen met zijn allen. Onvermijdelijk sloegen mijn ogen dicht en moest ik mijn toevlucht zoeken tot mijn slaapkamer, waar ik op bed ging liggen en met een nat washandje mijn oogleden depte. 

Discotheekbezoeken – verschrikkelijk. Van de frisse buitenlucht rechtstreeks zo’n bedompte, donkere ruimte binnen. De glazen van mijn bril, die mij overigens kansloos maakte bij elk contact met zowel aantrekkelijke als oerlelijke meisjes, besloegen en met de handen voor mij uit liep ik het eerste halfuur gedesoriënteerd rond. Eén keer greep ik per ongeluk in een stel borsten. De MeToo-beweging bestond toen nog niet, maar ik moest wel tot op de bodem gaan om het onthutste meisje en haar vriend uit te leggen dat hier geen opzet in het spel was. 

Op het werk werd dus ook gerookt. Maar op een voor mij feestelijke dag mocht dat niet meer. Er werd een rookverbod ingesteld. Vanaf dat moment geen gerook meer in mijn nabijheid. 

Bij mijn vorige werkgever werd al nergens meer gerookt, en in de bedrijven in de directe omgeving evenmin. Als alternatief waren voor de deur rookhokjes neergezet, zo groot als een bushalte. Daar liep ik dan wel eens langs en dan stond daar drie man, dicht op elkaar, te paffen. Ook op hete dagen, als de zon ongenadig door het glas brandde. Hoofdschuddend zag ik het aan en vervolgde ik mijn weg. 

De samenleving wordt nu nog meer rookvrij. En de campagne Stoptober helpt daar aan mee. 

Ik zit te denken: misschien word ik ooit opa. En misschien vraagt een kleinkind dan: “Opa, vroeger waren er toch mensen die rookten? Waarom?” 

Dan zal ik in alle eerlijkheid antwoorden: “Geen flauw idee, lieverd. Ik heb dat nooit begrepen.”