Jubilerende looptrainer Rob Wit (74): ‘Ik ben nog erger dan Van Gaal’

Algemeen
Klaar voor de start. Op de foto onder meer Rob Wit (In het geel in het midden), Harry Schone (In het zwart rechts) en Jan Bakker (In het blauw direct naast Rob)
Klaar voor de start. Op de foto onder meer Rob Wit (In het geel in het midden), Harry Schone (In het zwart rechts) en Jan Bakker (In het blauw direct naast Rob) (Foto: Aangeleverd)

Door Marcel van Stigt

REGIO – Loopgroep Harry Schone, die onder aanvoering van Rob Wit elke zondagochtend van acht tot elf door de Twiskepolder rent, bestaat op 28 januari veertig jaar. De 74-jarige Zaandammer coördineert de wekelijkse tocht en stimuleert en motiveert de deelnemers waar dat nodig is. Zij trekken zich vooral op aan het aanstekelijke enthousiasme en de niet aflatende gedrevenheid van hun begeleider – “Ik ben er altijd, weer of geen weer”-, precies zoals de deelnemers van de wandeltochten, al dan niet met rollator, die Wit eveneens organiseert dat ook doen.

Zelf is Rob Wit geen hardloper, nooit geweest ook. Wel is hij van nature sportief aangelegd, maar zijn energie stak hij vooral in zwemmen. Hij bemachtigde de diploma’s A tot en met F en tweemaal per dag plonsde hij samen met een vriendje in het kanaal nabij zijn geboorteplaats Winkel. Daar begonnen ze standaard in april mee. Het water was vaak nog koud, maar dat deerde hen allerminst. “Het langebaanzwemmen leefde enorm in Winkel”, blikt hij terug. “Zelf droomde ik ervan de Olympische Spelen te halen. Toch heeft het zwemmen niet lang geduurd. Op achttienjarige leeftijd zwom ik eens het IJsselmeer over. Ter hoogte van Medemblik, in het zicht van de haven, werd het me ineens zwart voor de ogen. Ik vond het niet leuk meer en ben hierna gestopt.”

Vliegende Vissen

Toch heeft Wit de zwemsport niet helemaal vaarwel gezegd. Hij volgde een opleiding zwemonderwijs en gaf daarna elke zaterdag les in Bergen. Gewoon voor de lol. Maar kennelijk deed hij dat zo goed, dat hij eerst in Winkel en Oude Niedorp als zwemleraar werd gevraagd en daarna in Alkmaar, door de vereniging Vliegende Vissen. De snelle resultaten die hij met wedstrijdzwemmers had geboekt waren kennelijk opgevallen.

Waterpoloteam

“Ik was nog jong, maar de Vliegende Vissen had al veel trainers versleten en dat was steeds een fiasco. Er moest wel eerst een gesprek plaatsvinden met een van de bestuursleden; een pastoor, want het was een rooms-katholieke vereniging. Rooms-katholiek was ik niet, maar een vriend van mij was pater en toen ik dat vertelde, was het goed. Ik ben aangenomen en werd al snel trainer van het waterpoloteam. Verstand van waterpolo had ik niet, maar het team werd wel kampioen. Later kreeg ik terug dat het te danken was aan mijn betrokkenheid, enthousiasme en gedrevenheid. Na de training gingen de spelers naar een restaurant en vaak werd ik meegevraagd; dat wilde wel iets zeggen.”

Rob Wit schopte het tot bondstrainer en kreeg steeds vaker toppers onder zijn hoede. Een periode als reisleider en -coördinator in Oostenrijk zorgde voor een onderbreking, maar eenmaal terug in Nederland, in 1975, zocht hij toch weer een connectie met sport. Niet met zwemmen, maar met hardlopen. Via Cees Lansbergen kwam hij terecht bij sportorganisatie Le Champion, waar hij zich ontfermde over geblesseerde hardlopers. Met zijn kennis van sportfysiologie kon hij veel voor hen betekenen. Ook hier kreeg hij toppers onder zijn hoede en hij begeleidde hen aan de hand van op maat gesneden trainingsschema’s naar optimale prestaties. Zijn grote kracht: het prikkelen van zijn pupillen. 

Meester in manipuleren

Zelf noemt hij zich een meester in het manipuleren. Niet zelden zette hij lopers tijdens een wedstrijd tot grote daden aan door nét als ze er doorheen zaten met uitlatingen te komen in de trant van: ‘Je snelheid gaat omlaag’. De loper ontstak dan in woede, maar ging wel harder lopen. Eén keer maakte hij het zo bont dat hij een triatleet die dodelijk vermoeid aan het laatste stuk wilde beginnen toevertrouwde dat ‘hij als een ouwe kerel inzakte’. Kokend van woede antwoordde hij met ‘Sodemieter op!’. Daarna won hij de wedstrijd.

Lezing

“Even zijn ze woest op me, maar dat is snel over”, vertelt Rob Wit. “Die triatleet, voormalig fysiotherapeut Han Nool, belde me kort daarna om zijn excuses aan te bieden. En hij heeft me gevraagd om voor zijn klanten een lezing te geven over de opbouw naar een marathon, wat daarbij komt kijken, wat je moet doen. De fysiotherapeut zei na afloop: ‘Waarom breng je het niet in de praktijk?’ En ik zei: ‘Ja, prima’. En zo ben ik, veertig jaar geleden, op 28 januari, begonnen met de Loopgroep Harry Schone, genoemd naar een van de leden die overigens nog steeds lid is. Eerst met oefeningen, die erg aansloegen, en daarna met een looptocht vanaf de sporthal in Oostzaan.”

De groep die hij ooit heeft geformeerd bestaat nog steeds en is bijzonder trouw. Alleen in geval van overmacht haken leden af. 

Clancy

Rob Wit: “De zesentwintig hardlopers die door de jaren heen zijn afgevallen door verhuizing of ouderdom trainden gemiddeld vijftien tot twintig jaar onder mijn leiding. Jan Bakker heeft zesentwintig jaar meegetraind. Jan is nu tweeëntachtig en komt nog iedere zondag naar de start van de training, dan maken we even een praatje. Hij nam altijd zijn hond Clancy mee en die liep samen met mij voorop. Die hond begreep alles wat ik de runners opdroeg en wist zelfs de route. De roosters noemden we Clancyroosters omdat hij eroverheen moest worden gedragen. Een bijzondere hond. Hij heeft ook nog onder de naam ‘de heer Clancy van de Landmansvriend’ de Limburgse Heuvellandse vierdaagse gelopen’. Na zijn overlijden heeft hij nog een uitnodiging op deze naam ontvangen om weer mee te doen. We hadden Clancy namelijk ingeschreven onder zijn kennelnaam en de fokker was daar erg trots op. Clancy is overleden in maart 2015. Zijn as is uitgestrooid in Landsmeer en heel af en toe ga ik hem nog even een groet brengen.”. 

Stipt op tijd

Rob Wit neemt zijn rol als aanjager en begeleider zeer serieus. Stipt op tijd beginnen is voor hem vanzelfsprekend en hij haalt uit de deelnemers datgene wat erin zit, zelfs diep verscholen. “Je moet er echt voor gaan, anders heeft het geen zin”, stelt hij. “Er moet progressie worden geboekt. Ik ben nog erger dan Van Gaal. Zijn kracht is zijn overwicht en zijn eerlijkheid en hij maakt duidelijk wat hij wilt. Zo ben ik ook, maar ik wil er altijd nog iets extra’s uit halen. Maar we hebben ook veel lol, en na afloop hoor ik elke keer weer: ‘Bedankt weer voor de fantastische training’. Ik heb in juli zelfs een fiets cadeau gehad.”