Boze buurman

Column
Afbeelding
(Foto: Pixabay)

Het bevriende gezin ging een dagje uit en ik was gevraagd om op de hond des huizes te passen, want anders zou die zich een beetje treurig voelen. Geen probleem. Het was heerlijk voorjaarsweer. Ik kon daar de hele dag lekker in de tuin zitten.

Voor de gezelligheid had ik mijn kinderen meegenomen. Eenmaal het gezin uitgezwaaid liepen we de achtertuin in. Ik pakte een tennisbal van het gras en stelde voor hem over te gooien. Soms komen bij mij de wildste ideeën op. Al snel belandde de bal met een boog in de dichtbegroeide haag tussen ‘onze’ tuin en die van de buren.

De bal was moeilijk te lokaliseren. Ik tastte door het groen en maakte af en toe ruimte vrij in de hoop dat ik de bal zou ontdekken. Een schrille kreet vanuit de andere kant haalde me uit mijn concentratie. “Papa, er gluurt iemand naar me!”

Ik keek op en zag door het gat in de haag een tienermeisje staan, de schrik in haar ogen en een badhanddoek voor haar lichaam. Ze lag kennelijk te zonnen en was zich te pletter geschrokken toen ze ineens een voor haar vreemd hoofd ontwaarde.

“Zeg, wat moet dat!?” klonk het buiten mijn gezichtsveld. Een grote vent kwam aanlopen en keek me woedend aan. 

“Hallo, buurman”, riep ik monter, “ik, eh, zoek een tennisbal.”

De man keek me geringschattend aan, bukte zich om iets te pakken en toonde me de tennisbal. Hij gooide hem naar onze kant en liep zonder een woord te zeggen uit beeld.

Het leek me verstandig de tennisbal te laten rusten en iets anders te doen. “Zullen we dan maar voetballen?”, stelde mijn zoon voor. Een goede suggestie. Een voetbal zou niet bij de buren terecht kunnen komen. Dacht ik. 

Ik wilde de bal met een sierlijk effect naar mijn zoon schieten, maar het liep anders. De bal raakte ik verkeerd en die boog zich tot mijn schrik richting buren. Ik hoorde achtereenvolgens gerinkel van glas, een gil (het buurmeisje) een bons en een hartgrondig “Gódverdómme!” (de buurman). 

Ik zag algauw een link tussen mijn actie en het ontstane rumoer. Laat ik me daar maar even melden, besloot ik in al mijn wijsheid.

Behoedzaam liep ik hun achtertuin in, benieuwd naar wat ik had aangericht. De buurman stond met de handen in de zij naast een omgevallen tafeltje. Op de tegels lagen de resten van een fles wijn en een kapot glas. Rood vocht stroomde via een richel naar een putje. Daarnaast lag onze voetbal.

Zwijgend en vernietigend keek de man me aan. Ik wilde nog zeggen dat scherven geluk brengen, maar dat slikte ik op tijd in. “Ik haal voor u een nieuwe fles wijn”, bood ik genereus aan. 

De buurman zei niets, keek me nog even vuil aan, draaide zich om en beende naar de haag, waar een bezem tegenaan leunde.

Ik pakte de bal en wilde hem over de haag terug naar onze tuin schieten. Ik nam hem op mijn slof, maar deed dat te onbesuisd. De bal zeilde onherroepelijk richting achterhoofd argeloze buurman.

Het zou die dag tussen ons niet meer goedkomen.