C.T. Storklaan: eerbetoon aan sociaal bewogen politicus

Algemeen
Een blik in de C.T. Storklaan met enkele Rijswijkse eyecatchers: links het gebouw aan de J.C. van Markenlaan dat wordt omgebouwd tot The Beatrix, in het midden het huidige stadhuis en rechts de in aanbouw zijnde The Minister, een woontoren van 25 verdiepingen.
Een blik in de C.T. Storklaan met enkele Rijswijkse eyecatchers: links het gebouw aan de J.C. van Markenlaan dat wordt omgebouwd tot The Beatrix, in het midden het huidige stadhuis en rechts de in aanbouw zijnde The Minister, een woontoren van 25 verdiepingen. (Foto: Ronald Mooiman)

In deze aflevering in de serie ‘De straatnaam’, over het verhaal achter de straatnamen in Rijswijk, aandacht voor de C.T. Storklaan, gelegen in het westen van de stad.

Door Peter Petit 

Bij de ouderen onder ons zal bij het lezen van de naam Stork allicht een lampje gaan branden. Het bedrijf bestaat nog steeds; de straat is vernoemd naar de naamgever van het bedrijf, Charles Theodorus Stork. Maar Stork heeft de naamgeving in Rijswijk niet te danken aan het oprichten en groot maken van dit bedrijf. Gelegen in de Ministerbuurt wijst de naamgeving vooral op hetgeen Stork als politicus in ons land voor elkaar heeft gekregen.

Snotneus

De wieg van Stork stond in Oldenzaal, waar hij in 1822 het levenslicht zag. Hij hield op 13-jarige leeftijd zijn gymnasiumopleiding voor gezien. Met zijn vader bracht Stork een bezoek aan een stoomspinnerij in Enschede, en toen was Stork verkocht, dat wilde hij ook gaan doen, textielfabrikant worden. Bij zijn vader, directeur van een postkantoor in Oldenzaal, leende hij geld waarmee hij drie weefgetouwen kocht, en hiermee was de oprichting van C.T. Stork & Co. een feit. 

De jongste ondernemer van ons land

Als 13-jarige snotaap was Stork de jongste ondernemer van ons land, een record waarmee hij nog steeds in het Guiness Book of Records staat. Stork zag dat de opkomende textielindustrie steeds meer behoefte had aan machinerieën en reparatiewerkzaamheden; voor hem reden zijn activiteiten naar deze industrie te verplaatsen. In 1868 vond de officiële opening plaats van een machinefabriek, waar ook familieleden van Stork werkzaam waren, onder de naam Gebroeders Stork & Co. Het zou niet bij deze machinefabriek blijven; later richtte Stork ook nog een stoomkatoenspinnerij op.

Belastingaanslag te laag

Toch waren het vooral zijn politieke ambities die de rest van zijn leven zouden bepalen. De liberaal Stork werd raadslid in Oldenzaal. In 1867 maakte hij bezwaar bij Gedeputeerde Staten na ontvangst van zijn belastingaanslag. Zijn bezwaar had niet betrekking op het zijns inziens teveel te moeten betalen. Integendeel, zijn bezwaar was dat hij vond dat zijn belastingaanslag te laag was. Later dat jaar stelde Stork, in zijn functie van Eerste Kamerlid der Staten Generaal van de provincie Overijssel, afschaffing van de dagbladzegel voor. 

Zuinig

Stork was ook een fervent tegenstander van de doodstraf. Enige affiniteit met Rijswijk valt niet te halen uit het levensverhaal van ‘de aartsvader’ van de Nederlandse industrie, een man die bekend stond als ‘zuinig’; er ging in zijn gezin geen cent overbodig de deur uit. Die betrokkenheid had Stork wel met buurgemeente Delft. Het was Stork die in 1870 de eerste ketel voor de Gist en Spiritusfabriek leverde, gevolgd door veel meer apparaten. Stork stichtte ook als een van de eerste ondernemers in ons land een ziekenfonds en een pensioenfonds, alsmede diverse andere ondernemingen zoals een eigen tuindorp voor zijn arbeiders. Dit alles in navolging van wat hij in Delft had gezien.

In 1862 werd Stork voor zijn werk benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, in 1895 overleed de oprichter van het Nederlandse bedrijf Stork op 73-jarige leeftijd.