Boekbespreking: ‘Het onmogelijke bewijs’

Algemeen
Afbeelding
(Foto: Boekhandel Post Scriptum)

'Iedere week wordt een recent verschenen boek besproken door boekhandel Post Scriptum, de boekhandel in winkelcentrum Spaland in Schiedam-Noord. Uit de grote stapel boeken die elke week verschijnt, kiezen zij de interessantste, mooiste of ontroerendste romans, thrillers of kinderboeken. Vandaag is het boek van de week gelezen door Ruud Aret.'

Vanaf de eerste regel van Het onmogelijke bewijs van Hans Erich Nossack gaat de lezer zich al nestelen in zijn leeshoekje en verheugt hij zich op wat nog gaat komen. Hij zal niet teleurgesteld worden. Er is hier sprake van een verdachte die terechtstaat en zijn eerste woorden die hij in het proces uitspreekt zijn en dit is een parafrase: Ik ga het de rechtbank niet makkelijk maken door een bekentenis uit te spreken, maar elk vonnis zal door mij worden geaccepteerd. Wat dan volgt is een verslag in transcriptievorm genoteerd door een aanwezige op de publieke tribune. De lezer gaat zich onderdompelen in een taalstrijd die vooral wordt uitgevoerd door de president, de aanklager en de verdachte. De raadsman speelt een rol op de achtergrond, mede omdat de verdachte niet verdedigd wil worden. Of de verdachte nu van moord op zijn vrouw of het feit dat zij wordt vermist in het beklaagdenbankje staat wordt niet duidelijk. Wel evident is dat hij de president en de officier geregeld weet te irriteren. Maar dat wij hier te maken hebben met een pathologische fantast of een totaal onschuldige staat vast. Deze roman valt onder de term klassieker. Het is in 1956 geschreven en speelt zich af kort na de oorlog. Nossack leefde tussen 1901 en 1977 en is in Duitsland een gevierde schrijver. Bij eoordelingen in kranten wordt gebruik gemaakt van zwarte ballen die vari?ren van 1 tot 5 bollen.

Ik houd het bij abstracte cijfers en schenk dit bijzondere verhaal een 9,5.