In oorlog onteigende Joden kregen van gemeente Schiedam niets terug

Algemeen
Onder NSB-burgemeester Dirk Draaijer werkte de gemeente Schiedam mee met de bezetter.
Onder NSB-burgemeester Dirk Draaijer werkte de gemeente Schiedam mee met de bezetter. ((Foto: Archieffoto: Oorlogsbronnen.))

De gemeente Schiedam heeft na de Tweede Wereldoorlog nauwelijks aandacht besteed aan het onrecht dat Joodse huiseigenaren en huurders was aangedaan. Na de Bevrijding ging het gemeentebestuur voorbij aan het zware lot van ook Schiedamse Joden gedurende de bezetting door Nazi-Duitsland.

Door Kor Kegel

Dat blijkt uit onderzoek van Merel Blok, werkzaam bij het gemeentearchief Schiedam. De conclusies zijn niet verrassend, want de Schiedamse nalatigheid past in een bredere Nederlandse houding jegens de Joodse oorlogsslachtoffers. Merel Blok laat zich er niet over uit of de gemeente Schiedam alsnog excuses zou moeten aanbieden aan de Joodse gemeenschap, want dat vraagstuk valt buiten haar onderzoek.
De gemeente Schiedam werkte tijdens de Tweede Wereldoorlog mee aan het isoleren van Joodse medeburgers. Hierbij moet er rekening mee worden gehouden dat er tussen augustus 1941 en mei 1945 geen democratisch gekozen gemeenteraad was. NSB-burgemeester dr. Dirk Draaijer ‘regeerde’ als Deutsch-freundliche burgemeester de stad Schiedam volgens het Führerprinzip. Loco-burgemeester Jaap Houtman had Draaijer op donderdag 28 augustus 1941 nog wel de ambtsketting omgehangen, maar dat was zijn laatste daad, want meteen daarna werden het wethouderscollege en de gemeenteraad opgeheven. Dirk Draaijer was opvolger van de niet-Duitsgezinde en daarom afgezette burgemeester Frans van Haaren.

Onteigening

Merel Blok heeft onderzocht dat tijdens de bezetting 73 percelen van Joodse eigenaren door de Niederländische Gründstuck Verwaltung en diens beheerders waren verkocht in 26 verschillende transacties. Bij die transacties en ook bij doorverkoop waren 34 kopers betrokken. Sommigen van hen kochten in Schiedam en in andere gemeenten regelmatig onteigend onroerend goed. De meeste kopers van geroofde huizen waren uit Rotterdam afkomstig en vooral de Rotterdamse notaris Isaac van der Waal speelde hierin een rol. Merel Blok noemt ook de Schiedamse notarissen Blaisse, Meijer en Schaberg.

De gemeente Schiedam heeft geen van de bekende onteigende onroerende goederen tijdens de bezetting aangekocht. Wel speelde de gemeente een belangrijke rol in de toewijzing van woningen van waaruit Joodse huurders waren gedeporteerd. Daarnaast assisteerde de gemeente de Duitse autoriteiten in de uitvoering van de deportatie van Joden naar concentratiekampen en de vordering van inboedels. Bij de woningtoewijzing kregen politiemensen, NSDAP’ers en lieden met een voor de gemeente belangrijk beroep voorrang. Twaalf van de achttien Joodse huiseigenaren met bezit in Schiedam zijn tijdens de oorlog omgekomen. Zes eigenaren overleefden de oorlog. Veel Joodse huurders zijn tijdens de oorlog omgebracht. Merel Blok heeft nergens gezien dat een Joodse huurder na de oorlog in zijn huurrecht is hersteld. Wel vond rechtherstel plaats voor een aantal onteigende en verkochte panden in de vorm van teruggave aan de oorspronkelijke eigenaar of diens erfgenamen.

Afzijdig

De beschikbare bronnen geven geen blijk van enige bemoeienis met de Joodse huiseigenaren na de oorlog van de kant van de gemeente Schiedam. Alleen blijkt dat de gemeente de bewindvoerder van mevrouw Hijman-Stibbe heeft bijgestaan in het verkrijgen van compensatie voor het herstel van haar vroegere huis Tuinlaan 108, niet omdat het pand onteigend was, maar omdat het tijdens de bezetting door de Ortskommandatur was gebruikt. Een ander verzoek om compensatie van een erfgenaam voor geleden oorlogsschade van een door het ANBO voluit beheerd complex vond bij de gemeente geen enkele steun.

Merel Blok: “De gemeente Schiedam nam tijdens de bezetting een afzijdige, dan wel faciliterende houding aan tegenover de onteigening van het bezit van Joodse oorlogsslachtoffers. In algemenere zin werd veelal ruime medewerking verleend aan Duitse maatregelen tegenover Joden in Nederland. Met deze houding werkte de gemeente mee aan de ontrechting van Joodse Nederlanders, een proces dat uiteindelijk voor velen uitmondde in de dood in een concentratie- of vernietigingskamp. ”Openbaarmaking van notariële akten van na de oorlog kan meer inzicht verschaffen in rechtsherstel. Merel Blok doet de suggestie om breder onderzoek te doen, over de gemeentegrens heen, naar de netwerken van oorlogskopers die als beroep of bedrijf handelden. Dat kan volgens haar bijdragen aan de erkenning van het immense leed van de Joodse Nederlanders tijdens en na WOII.