Ingezonden: ‘Oranje tompoucen’

Algemeen

‘Het is vanochtend druilerig als ik de deur uit stap. Grijs en regenachtig en zo voel ik mij ook van binnen. Ik ben onderweg om een paar boodschappen te halen. En bloemen voor Oma Suus, de oma van mijn man. Zij is vorige week gestorven en vandaag is de begrafenis.’

‘Als ik binnen kom bij de supermarkt doe ik mijn best om met gestrekte arm mijn gedesinfecteerde winkelmandje aan te nemen van het meisje bij de ingang. In de winkel ben ik constant alert om genoeg afstand te bewaren tot het personeel en de andere klanten. Soms lijkt het wel een Argentijnse Tango met anderhalve meter er tussen. Doe ik een stap naar links, doe jij een stap naar rechts en zo kunnen we elkaar passeren.’

‘Een beetje somber denk ik terug aan de tijd dat boodschappen doen nog een onbezorgde bezigheid was. Dan wordt mijn aandacht plotseling naar iets toegetrokken waarvan ik toch een beetje vrolijk word. Daar in de koelvitrine ligt een doosje. De oranje bovenkant glanst in het licht. Daar bovenop een keurig streepje slagroom. Gisteren was Koningsdag door alle Corona maatregelen toch wat minder feestelijk als anders. En toen was er in de wijde omtrek ook al geen oranje tompouce meer te bekennen.’

‘En nu ligt hier voor mij een eenzaam doosje met vier overheerlijke oranje tompoucen. Bij de kassa leg ik mijn boodschappen op de band. Het meisje achter de kassa vraagt mij het mandje weer terug te geven aan haar collega bij de ingang. Daar loop ik dus eerst naar toe, voordat ik begin met het inpakken van mijn boodschappen. Als ik de laatste dingetjes in mijn tas stop, staat de volgende klant net bij de kassa. Een wat oudere dame met ook slechts enkele boodschappen. Het kassa meisje schuift de boodschappen door in het inpakvak naast mij.’

‘De oudere dame loopt vlak langs mij en maakt aanstalten om vlak naast mij ook haar boodschappen in te gaan pakken. Verschrikt vraag ik de vrouw om even geduld te hebben zodat we de anderhalve meter afstand kunnen bewaren. “Dan moet je maar opschieten, ik wil ook gewoon boodschappen doen!” Bitst ze me fel toe. Ik wil van alles zeggen. Over dat ik wat meer tijd nodig had omdat ik netjes mijn mandje wilde terug brengen. Over dat ik niet wil dat zij of ik ziek worden. Over dat ik ook niets liever wil dan GEWOON boodschappen doen.’

‘Maar ik ben te verbaasd en het enige wat ik kan uitbrengen is ‘dat ik het niet zo lief vind van haar’ en nog iets van een ‘tjongejongejonge’ als ik weg loop. Buiten voel ik de regendruppels op mijn gezicht. De tranen branden achter mijn ogen. Dan valt mijn oog op de oranje tompoucen in mijn hand. Ik moet weer een beetje lachen. Op dit soort dagen zijn het de kleine dingen die het hem doen.’

Johanneke Verkade - Baars