Column van Britt Planken: Nachtzoen

Column
Door Britt Planken
Door Britt Planken (Foto: privé)

Ik ben al zes weken weg uit Vlaardingen. Eerst opgenomen in het Erasmus MC, toen op adem komen in het Geboortecentrum op dezelfde etage en nu slaap ik al twee weken in het naastgelegen Ronald McDonald Huis. Ik had het weleens vanbinnen gezien. Onze lokale elektroboer Vogel sponsorde een groot aantal televisies en ik ging mee voor een artikel in deze krant. Het Huis liet een bijzondere en positieve indruk bij me achter, maar wat snapte ik er nou echt van? Drie jaar later kijk ik vanaf een comfortabel bed op de vierde etage vermoeid naar een van die beeldschermen. Het kan gek lopen. Ons pasgeboren zoontje ligt in het Sophia Kinderziekenhuis. Nu pas begrijp ik de essentie van de plek waar ik over schreef. Wat het betekent om als ouder van een ziek kind dichtbij te kunnen zijn. Binnen vijf minuten sta ik naast hem op de afdeling Neonatologie. De campagne “Geef een nachtzoen” dekt de lading perfect. Nog even naar je kindje, wanneer je maar wil. Vrijwilligers, sponsors en donateurs houden het hele systeem draaiende en dat geeft steun. Ik verblijf al twee weken in een groot huis vol bezorgde gezinnen, maar dit is geen koude plek. Veel contact met andere ouders heb ik niet. Ik blijf in mijn eigen bubbel, waar het woord ‘ontslagen’ onlangs een lekkere smaak kreeg. Ik glimlach regelmatig als ik het op een scherm bij een lege couveuse zie staan. Baby Isha is gelukkig aan de betere hand en optimistisch leven wij toe naar het volgende ziekenhuis. Soms val ik ‘s avonds met mijn kindje op mijn borst in slaap. Het maakt niet uit dat ik pas laat naar huis ga, het is immers om de hoek. Vrijdagnacht loop ik samen met een vader naar de uitgang van het ziekenhuis en raak ik toch eens aan de praat. We hebben onze nachtzoenen net gegeven. “Woon je ook in het Ronald McDonald Huis?”, vraagt hij. Het valt me op dat hij het over wonen heeft. Hoe lang zou hij hier al zijn? De papa vertelt dat hij ondanks het tijdstip straks zijn tas maar vast gaat inpakken. “Wat fijn!”, jubel ik. Ik zie de letters die ‘ontslag’ vormen voor me. Zonder nadenken reageer ik op zijn vertwijfelde “Nou...” dat het toch goed nieuws is om eindelijk te kunnen gaan? Emotieloos kijkt hij mij aan. “Niet als je kindje is overleden.” Snel prik ik mijn bubbel door. Het blijkt nog niet zover, maar wel bijna. Deze ouders leven niet toe naar een ander ziekenhuis of een feestelijke thuiskomst, maar naar het afscheid van hun kind. Als hij de lift naar zijn kamer heeft genomen, komen de tranen. Zijn woorden hebben losgemaakt wat ik tijdens de zorgwekkendste dagen van mijn eigen baby niet durfde te voelen. Een paar dagen later loopt hij met een lege kinderwagen het Huis uit. Ik knik hem toe en zie dat een laatste onbetaalbare nachtzoen op zijn lippen kleeft.