Column Klaas Lelie - Uitzicht

Algemeen
Klaas Lelie
Klaas Lelie (Foto: aangeleverd)

Om reden dat mijn kleinzoon zijn eigen verjaardagspartij gaf – lasergamen in Monkeytown, hoe verzin je het – en zijn ouders als begeleiders van hem en zijn acht vriendjes mee moesten, kwam de vraag of mijn vrouw en ik bereid waren op te passen op hun dochter. Ik arriveerde tijdig om de kleine meid mee te nemen voor een dag-met-logeerpartij.

Uiteindelijk reden we weg. Kleindochter naast me, op de passagiersstoel én op een geringe verhoging. In de riemen. Al vrij snel kreeg ik te horen dat ze buiten had gespeeld en dat er een grote plas op het schoolplein lag waar modder in lag. Omdat ze geen laarzen aanhad, was ze niet in de plas gaan staan. “Anders word je vies,” zei ze overtuigend. Hiermee kwam het gesprek goed op gang. 

“Een boer laten is ook vies. Ik heb honger en dorst.” 

“Wil je een dropje?” 

“Dat zou ik wel lusten.” 

Ik gaf kleindochter een dropje – katjesdrop. Zelf nam ik ook een dropje, maar even later. Inderdaad, even later: “Ik heb het dropje al op. Snel hè.” 

Als ik opzij kijk, kijk ik in een lege mond. “Een gapend gat,” zeg ik. 

“Dat mag je niet zeggen.” 

“Oké dan.” 

“Ik ben snel hè.” 

“Nou, je bent zeker snel,” zeg ik. 

“Ja… dat komt door mijn snelle mond. Ik heb een snelle mond.” 

Ja, ja, denk ik, én scherp ook. Maar dat laatste zeg ik maar niet. Wordt op haar leeftijd, vijf, niet begrepen. “Wil je nog een dropje dan?” 

Er wordt even nagedacht en het antwoordt komt snel: “Ik lust er nog wel één.” 

Blijft de snelle mond in beweging, denk ik.

We rijden inmiddels over een bruggetje in het buitengebied van Wormerland. 

“Wat een mooi uitzicht, opa.” 

“Ja, zeker, een mooi uitzicht,” bevestig ik. 

“Een heel mooi uitzicht.” 

Nogmaals bevestig ik: “Zeker… een mooi uitzicht.” 

“Ja, opa, een mooi uitzicht. Goed dat het bruggetje er is, dan zie je een mooi uitzicht. Een heel mooi uitzicht.” 

Nou weet ik het eigenlijk wel en ik wil over een ander onderwerp beginnen. Tevergeefs.

“Het is zo mooi uitzicht op het bruggetje. Vind je ook opa? Het is een mooi uitzicht.” Een zucht klinkt naast me. Ik rij zwijgend door. 

Het is stil. Komt door het uitzicht.