Leven met de boer

Column
Afbeelding
(Foto: )

Toen ik op de middelbare school zat, op een stoel achter een schrijftafel met daaronder een ruimte om boeken en potloden in te deponeren, zei de leraar als eerste tegen mij: ‘Jij wilt zeker voor een dubbeltje op de eerste rij zitten.’ Ik gaf hem een dubbeltje. Vanaf die tijd zat ik voor in de klas. Een goed uitzicht op het schoolbord. Later kwam ik erachter dat ik een bril nodig had. Dus had ik voor niks beter ergens in de achterste rij kunnen zitten. Had ik mijn dubbeltje nog gehad. Neemt niet weg dat ik zittend op die eerste rij direct in de gaten had wat er op het schoolbord geschreven werd: maak een werkstuk over de Tweede Wereldoorlog en dan met name de honger winter.

De klas ging aan de gang. Op school en thuis. Boeken over die oorlog werden erop nageslagen. Encyclopedieën doorgebladerd. Oude kranten uit archieven doorgespit. De leraar was iemand die gek was op werkstukken. Hij verdiepte zich daarin en als het goed was kon het zomaar gebeuren dat eronder het werkstuk een tien stond, mooi meegenomen. Ik zat in een klas met leerlingen die stuk voor stuk competitief waren ingesteld. Nou, stuk voor stuk. Ben viel buiten de boot. Hij was de enige die niet van een competitie hield. Vond het flauwekul. Gewoon lekker tennissen, zonder competitie. Wat doet het ertoe? zo vroeg hij aan zijn medeleerlingen. Ieder zijn of haar eigen ding. Het lekkere ding in de klas was stapel op Ben. Niemand die het begreep. Beiden zaten achter in de klas. Ben kwam van een boerderij en was de gedoodverfde opvolger. Dat declameerde hij bijna.

In mijn werkstuk van toen benadrukte ik dat vooral de mensen uit de grote stad het platteland betraden met lege karren, fietsen, handkarren om eten te halen bij de boer. Die zagen de hongersnood in de gezichten: het gezicht van de honger. De meeste boeren waren gul en gaven eten… eten ter plekke en eten mee voor thuis. Soms met volle karren kwamen de hongerige weer terug. En o, wat een blijdschap: voedsel was er in huis. Het was leven van en met de boer. De boer kon niet stuk en een acht onder mijn werkstuk.

Meer dan achtenzeventig jaren later…