Op de pijp met... Henk Tetteroo

Algemeen
Afbeelding
(Foto: )

Even pauze. Even op de pijp. Bakkie doen, praatje maken. Met en over bijzondere Westlanders. Westlanders met een verhaal. Over Westlandse waarden, en over heden, verleden en toekomst. Deze keer praten we met Henk Tetteroo

Tekst: Esdor van Elten / Foto: Ton van Zeijl

Henk Tetteroo (70) is al zijn hele leven geïnteresseerd in taal. En in het bijzonder in dialecten en streektalen, waarover hij ook schrijft in zijn rubriek in deze krant: ‘Barre Praat’. Op 20 april verschijnt zijn nieuwe boek ‘Druiventaal’. “Verdwijnende streektaal? Wie goed luistert kan nog heel wat horen.” Henk is weduwnaar van Tanny en heeft een LAT relatie met Saskia. Hij heeft twee dochters: Narjolein en Annelies, en sinds kort een kleindochter: Anna. Hij woont in Delft.

Tetteroo. Dat klinkt bekend in de oren... 

Het is een echte Zuid-Hollandse stadsnaam die inderdaad veel voorkomt. Zo heb je in Delft de bekende Tee-Set zanger Peter Tetteroo. Zelf woon ik ook in Delft, maar ik kom oorspronkelijk uit Den Hoorn, waar mijn vader veeverloskundige en castreur was. Hij heeft veertig jaar onder de boeren in Delfland en Westland gewerkt.

Is Den Hoorn Westland? 

Het is, oneerbiedig gezegd, een grensgeval. Vanouds heeft Den Hoorn, altijd wel een sterke band gehad met het Westland. Het was heel lang ook een tuinbouwdorp. De kassen en weilanden zijn nu voor een flink deel vervangen door woningbouw, maar nog steeds is Den Hoorn, en breder gezien ook Midden-Delfland, een gebied waar veel boeren zijn en dat fungeert als een groene long binnen dit verstedelijkte gebied. Dat komt voort uit een speciale wet uit 1976, die bepaalde dat dit gebied groen moet blijven. Dat gaat niet vanzelf. Er wordt aan geknabbeld door woningbouw en andere zaken. Zo spannen we ons al al jaren in om te verhinderen dat de A4 wordt verbreed. Het is al erg genoeg dat ie is doorgetrokken. Al dat extra asfalt lost de problemen niet echt op. De enige oplossing is om duurzamer te denken en op een andere manier te gaan leven. Het is een van de dingen die me raken en waar ik al vijftig jaar mee bezig ben.

Maar het is vooral ook taal dat je bezig houdt... 

Ik heb van kleins af aan interesse gehad in taal. Door mijn vader. Die nam ook heel wat bijzondere woorden uit de streektaal mee naar huis. En in de laatste jaren van zijn leven heeft hij me er nog veel kunnen vertellen. Maar ik denk dat ik ook wel iets van het bijzondere taalgevoel van mijn moeder geërfd heb. Zij was een Heulse en was, naast huismoeder voor zes kinderen, ook het aanspreekpunt voor de boeren die mijn vader nodig hadden. Knap dat ze dat kon combineren.

Werk of hobby? 

Allebei. Na de Justus van Schoonhovenschool in Den Hoorn deed ik Gymnasium A op het Stanislas in Delft en vervolgens studeerde ik Nederlandse taal- en letterkunde in Leiden. Na mijn studie heb ik twintig jaar les gegeven op een middelbare school, tot dat te veel voor me werd. Daarna heb ik nog 18 jaar NT2 onderwijs gegeven. Een wereld van verschil als het gaat om het publiek dat je hebt.

Spraken jullie thuis dialect? 

Lastig te zeggen. Als je er middenin zit merk je het eigenlijk niet. Dat komt deels ook doordat de streektaal van Zuid-Holland erg lijkt op het gewone Nederlands. Zozeer zelfs dat sommige mensen denken dat het er niet is, maar dat is echt een misvatting. In mijn eigen woordenschat die ik meekreeg van thuis zitten zeker woorden uit de streektaal, denk aan ‘pipkruid’ (fluitenkruid) en ‘pijltjes’ (kuikens van wilde eenden).

Wat is het verschil tussen streektaal en dialect? 

Een dialect is plaatsgebonden. Tot de 19e eeuw kon de taal tussen dorpen al enorm verschillen. Het Heijds was echt anders dan het Hoorns. Maar toch waren er raakvlakken. De gezamenlijke dialecten in een gebied die raakvlakken hebben noem ik een streektaal. Het Westlands is er zo één. Die is niet echt op een gebied vast te pinnen. Ook het Rotterdams en Delfts hebben bijvoorbeeld raakvlakken. Denk aan het bekende vermengen van ‘kennen en kunnen’, die je in al die gebieden terugvindt. Wat ook belangrijk is om te beseffen is dat dialecten en streektalen geen ‘mindere’ talen zijn. Ook grammaticaal niet. Sterker nog, in streektalen zoals het Zeeuws zitten meer oude elementen dan in het Nederlands en je kunt daaruit mooi zien hoe de taal veranderd is. Een mooi voorbeeld vind ik het zinnetje ‘Wil jie nog juun’. (Wil je nog ui). Dat klinkt haast als een gedicht.

Toch heeft dialect een slechte naam... 

Ja, maar dat is in Zuid-Holland al eeuwen zo. Het is hier ingebakken. Maar het is ook relatief. In Limburg staat het Limburgs veel hoger aangeschreven. En in Friesland het Fries. Tegenwoordig lijkt men juist weer meer trots op streektalen en dialecten. Er wordt in gezongen, er wordt in gesproken, en als het Nederlands hoger wordt aangeslagen dan de streektaal, dan wordt dat vaak gezien als randstedelijke arrogantie.

Je nieuwste boek gaat over druiventaal. Wat is dat? 

Druiventaal is wat ik noem een vaktaal. Waar dialect gebonden is aan een plek, is vaktaal gebonden aan werk en de stand van de techniek. Zo het je het Boskoops, de taal van de bomenkwekers, de Bollenpraat uit de Duin- en Bollenstreek en dus ook de druiventaal, die hier in het Westland ontstond door de druiventeelt. Het interessante is dat die teelt zo belangrijk was voor het Westland, dat de druiventaal ook zijn sporen naliet in de streektaal. Ik heb nooit in de druiven gewerkt, maar toch gebruik ik woorden eruit. Denk aan ‘krenten’.

Is dat niet wat saai, een woordenboek? 

Het is meer dan een opsomming. In het boekje heb ik honderd woorden uit de druiventaal verzameld. Aad van Marrewijk en zijn broers Bert en Lau (alledrie ervaringsdeskundigen) hebben me daarbij geweldig geholpen en tekenaar Richard de Rijke heeft de woorden in beeld gebracht. Ik noem de woorden, hun betekenis, en of ze streektalig zijn of niet. Het boekje bevat ook een korte inleiding met de geschiedenis van de druiventeelt, want die is nauw verweven met de taal. Zo ontwikkelde de kas zich van schietramen, via de lessenaar, de kopkas en de serre naar het warenhuis. Richard heeft die ook mooi in beeld gebracht. Over veel woorden is dan wel wat te vertellen.

Zoals? 

Neem ‘schietraam’. Dat heeft niks met schieten te maken, het betekent in deze vorm ‘afschermen’. ‘Een schotje schieten’, zei mijn moeder vroeger. Of neem een woord als ‘korrel’. Dat staat fout in de Van Dale. Die zegt dat het gewoon ‘druif’ betekent, maar het is veel specifieker: het is een onvolgroeide druif. Van Dale schrijft dat het een ‘lage broeibak tegen een muur of schutting’ is maar dat lage klopt niet. En ik denk dat het woord voor het kastype is gekozen door de uiterlijke overeenkomst met de standaard van een spreker.

Toch is de druiventaal inmiddels dood... 

Dood in de zin van: er komt niets meer bij. Wat wel opvallend is, zeker gezien het belang van de druiventeelt en -taal voor het hele Westland, is dat er uit de druiventaal vrijwel geen spreekwoorden en gezegden zijn voortgekomen, terwijl die juist vaak het langst blijven ‘leven’. Het enige wat erbij in de buurt komt is ‘op de druiven kommen’. Bij elkaar komen om druiven te eten. Toch is de druiventaal nog niet dood in gebruik. Op Sonnehoeck, waar mijn boek wordt gepresenteerd, spreken de vrijwilligers zeker nog de druiventaal en ook in Westland zelf is het nog niet verdwenen.

Maar hoelang nog? 

Wat niet gebruikt wordt verdwijnt. Als de druiventeelt verdwijnt, verdwijnt de bijbehorende taal ook. Dat geldt ook voor de streektalen. Het wordt minder, maar het verdwijnen ervan duurt langer dan veel mensen denken. Wie goed luistert vindt nog heel veel terug in het dagelijks gebruik. Dat is jammer, maar ik denk dat het ook iets is dat bij taal hoort. In die zin is taal juist weer bijzonder levend!

Op de pijp met is naar een idee van Peter en Ton van Zeijl. 

Afbeelding
Afbeelding